COLUMN

Bericht uit Bembaland

(Vrij verteld op basis van ware gegevens)

Commandant NGONGO, ook wel ' Sadam' genoemd, heeft namens de ' Beweging voor de Bevrijding van Congo' (MLC) van krijgsheer BEMBA de macht over het gebied rond de plaats Basoko. Dat ligt zo' n 300 km ten westen van Kisangani aan de rivier de Congo, daar waar de Aruwimi in deze stroom uitmondt. De commandant vindt dat hij voor zichzelf en voor zijn vriendinnetje een auto nodig heeft. Weliswaar kun je met een auto vanuit Basoko niet ver weg, want alle wegen vandaaruit zijn na jarenlange verwaarlozing onberijdbaar. Sinds jaren zijn de rivieren Congo en Aruwimi de enige verbindingswegen die naar de buitenwereld voeren. Maar een commandant behoort toch een prive-auto te hebben, al was het alleen maar om mee door het plaatsje de rijden. Helaas voorziet zijn chef Bemba niet in dit soort wensen; die geeft zijn personeel alleen het devies ' Bedien jezelf' mee, zoals hij ooit van zijn oude baas Mobutu geleerd heeft. Maar waar vind je in de rimboe rond Basoko een auto een commandant waardig? Hij stuurt zijn manschappen erop uit, want je weet maar nooit: wellicht zijn in het verre achterland nog missieposten of bedrijven waar een auto te confisceren valt. En inderdaad, na verloop van tijd komen de soldaten terug met een verheugend bericht. Aan de Aruwimi, 40 km stroomopwaarts ligt een palmolie-plantage van het bedrijf Lever, waar de directeur beschikt over een fraaie, zij het wat bejaarde, Mercedes. Onder bedreiging met een vuurwapen is deze graag bereid dit motorrijtuig aan de commandant af te staan. Maar hoe het vehikel in Basoko te krijgen, nu de verbindingweg reeds lang in de weelderige vegetatie is verdwenen. De rivier is de enige mogelijkheid, maar doorgaans vormen boomstamkano's de enige vorm van scheepvaart op de rivieren en die kunnen geen auto vervoeren. Maar na enkele dagen lacht het geluk de commandant toe. Vanuit Bumba, stroomafwaarts aan de Congo, nadert een heuse motorboot van een hulporganisatie. Bij de blokkade waar alle scheepvaart sowieso moet stoppen om tol te betalen voor de in stand houding van het garnizoen, wordt de boot zonder pardon gevorderd. Voorzien van geuniformeerde bemanning wordt koers gezet naar de Lever-plantage waar het cadeau in ontvangst wordt genomen. Bij terugkomst in Basoko is de commandant zo blij met zijn kleinood dat de hulporganisatie toestemming krijgt met achterlating van slechts een klein deel van zijn vracht de reis laat voortzetten. Het vriendinnetje van de commandant vindt de wagen natuurlijk ook prachtig, maar, zo herinnert ze hem er fijntjes aan, hij had toch beloofd dat zij er zelf ook een zou krijgen, en het woord van een soldaat ..... Nu hebben de speurneuzen van zijn troep nog een auto ontdekt, maar liefst op 140 km afstand in het plaatsje Bolila dat echter niet aan de rivier is gelegen. Uit de weg die Basuku met Bolila verbindt zijn niet alleen delen practisch onbegaanbaar maar er ontbreken ook verscheidene bruggen. Het vertrouwen van de commandant in de vindingrijkheid van zijn manschappen is echter onbegrensd. Zo trekt een contingent erop uit om bij SIFORCO, een bosbouw-onderneming de begeerde auto te gaan halen. De motor van de wagen blijkt prima te draaien, maar reeds een paar kilometer buiten het terrein loopt hij vast in de modder. Het seizoen zit ook niet mee, want het is volop regentijd. In deze situatie helpt alleen mankracht, niet van de soldaten uiteraard, maar van mensen uit naburige dorpen die bij het zien van gewapende soldaten weinig keus hebben. En zo trekt vervolgens een karavaan met in zijn midden een kleine personenauto in een wekendurende tocht door de bossen: nu eens rijdt het ding zelf, dan weer wordt hij letterlijk de modderpartijen doorgedragen door zwetende burgers. Zelfs bruggen worden provisorisch gerepareerd om uiteindelijk de buit triomfantelijk Basoko binnen te laten rijden. Hoe blij het liefje van de commandant was, is helaas niet in de documenten terug te vinden.

N.D.