Kritiek op EUFOR

De Nederlandse regering heeft besloten om deel te nemen aan een EU-troepenmacht voor Congo. In de brief van de ministers van defensie en buitenlandse zaken (9 juni 2006) wordt dit besluit toegelicht. De naam van deze militaire EU-aktie is EUFOR RD Congo (kortweg EUFOR), en wordt aangekondigd als ondersteuning van de VN-vredesmissie in Congo, de MONUC, voor de periode van de verkiezingen, die naar verluid 30 juli zullen plaatsvinden. In dit artikel gaan we eerst in op de militaire aspecten van de EUFOR, de deelname van de Europese landen, waaronder Nederland, zoals beschreven in de brief, en zullen we daarop ons commentaar geven. Verder gaan we kort in op de door de ministers genoemde gronden en de beschrijving van de politieke context.

Het verzoek aan de EU om militaire steun te geven in Congo werd eind vorig jaar gedaan door VN-chef Kofi Annan. Volgens de VN zal de MONUC niet in staat zijn om in Congo de veiligheid te garanderen tijdens de verkiezingen die op 30 juli gepland zijn. Het gaat om de eerste ronde voor de verkiezing van een president en de parlementaire verkiezingen.Momenteel zijn er bijna 17 000 blauwhelmen, wat een klein aantal is daar Congo ongeveer zo groot is als West-Europa. De VN-troepen zijn voornamelijk gestationeerd in Oost-Congo, in de provincies Kivu en in het district Ituri, gebieden die grenzen aan de buurlanden Rwanda en Oeganda.

De opzet van EUFOR is om ongeveer 500 militairen (nvds: laatste berichten spreken van 800) en een hoofdkwartier te ontplooien in de westelijk gelegen hoofdstad Kinshasa, meer dan duizend kilometer van de oostelijke grens. Deze troepenmacht in Kinshasa zal bestaan uit Franse, Poolse en Spaanse eenheden. Niet in Congo, maar in het Afrikaanse land Gabon zullen Duits/Nederlandse troepen en Zweeds/Franse special forces (totaal 1200 man) komen die op afroep beschikbaar zijn, zg. "on-call forces". Het Nederlandse peloton zal deel uitmaken van de Duitse compagnie. Tenslotte wordt gesproken over een strategische reserve van 1500 militairen, die eventueel uit Europa kunnen worden overgevlogen.

Het merendeel van de Europese landen, zoals Portugal, België, Griekenland en (nvds: vreemd genoeg) Turkije leveren een bijdrage: troepen, transportvliegtuigen, medisch team, of transporthelicopters etc. Het hoofdkwartier van de operatie is in Potsdam onder bevel van de Duitse generaal Viereck, in het veld staat EUFOR onder leiding van een Franse commandant, generaal Damay. De duur van de operatie zal vier maanden zijn. Als opdracht wordt genoemd: afschrikking ofwel het ontmoedigen van geweldsuitbarstingen tijdens het verkiezingsproces. De VN-resolutie op grond waarvan de EUFOR gemandateerd wordt, specificeert een aantal taken zoals de bescherming van burgers, de bescherming van het vliegveld van Kinshasa en het uitvoeren van operaties met beperkt karakter om individuen die gevaar lopen te extraheren.

Onze twijfels bij deze militaire onderneming zijn de volgende: Als het werkelijk de bedoeling is om te voorkomen dat er Congolese burgers omkomen door geweld, kan een missie in de hoofdstad niets uitrichten. Immers in het oosten van het land is er de voortdurende dreiging van oorlog. In de provincies die grenzen aan Rwanda en Oeganda kan geen rust zijn, zolang deze landen bezig zijn zich te mengen in hun buurland Congo. Deze landen zijn verantwoordelijk voor de illegale wapenleveranties aan Congolese milities.

Daar komt bij dat in de negentiger jaren de oorlogen in Rwanda en Oeganda naar Congo verplaatst zijn, waardoor er zich in Oost-Congo nog steeds gewapende groepen ophouden, gericht tegen de regeringen van de buurlanden, zoals de Oegandese ADF en de LRA, en de Rwandese FDLR. Deze groepen zijn een voortdurende bedreiging voor de Congolese bevolking en mishandelen, vermoorden en verkrachten de burgers.

Zowel Oeganda als Rwanda dreigen van tijd tot tijd Congo opnieuw binnen te vallen onder het mom dat Congo te weinig doet aan de bestrijding van deze groepen. Het is een vreemde zaak dat Congo de conflicten van de andere landen moet oplossen, maar de internationale gemeenschap schijnt dit normaal te vinden.

Er komt nog bij dat het Congolese leger nog in aanbouw is. Sinds er een overgangsregering in Kinshasa is, bestaand uit elkaar voorheen bestrijdende partijen, is een begin gemaakt met het samensmelten (brassage) van de verschillende rebellengroepen en ex-regeringstroepen tot een Congolees leger, waarbij met name Fransen en Belgen de training verzorgen. Tot nu zijn er zeven brigades gevormd, de overigen van de meer dan honderdduizend soldaten heeft nog geen training gehad, en houdt zich bezig met afpersing en hinderen van burgers, waar sommige soldaten van de officiële brigades zich trouwens ook schuldig aan maken. Een deel van de soldaten gaf er de voorkeur aan in de burgermaatschappij gereïntegreerd te worden. De Wereldbank heeft hiervoor een programma opgezet, maar wegens gebrek aan mogelijkheden om in Congo goed aan het werk te komen, zoeken deze soldaten vaak weer de wapens op. Een klacht die in Oost-Congo bovendien gehoord wordt is dat MONUC nalaat om de buitenlandse milities, zoals de FDLR waarvan de Rwandese regering beweert dat het om schuldigen aan de genocide gaat, daadkrachtig te bestrijden. Deze milities worden wel opgejaagd, verdreven van hun basis, maar gaan vervolgens op andere plaatsen de bevolking maltraiteren.

Ook is de inmenging van de twee buurlanden de oorzaak van het steeds weer oplaaien van gevechten door dissidente Congolese militaire groepen. Want, hoewel er een VN-embargo voor wapenleveranties aan Oost-Congo bestaat, worden er, zoals uit rapporten van Amnesty International blijkt, nog steeds wapens aangevoerd via Oeganda en Rwanda door transporteurs van Britse, Russische, Bulgaarse of Israëlische afkomst. Oeganda en Rwanda willen invloed blijven uitoefenen in Oost-Congo om te profiteren van de voordelen van de illegale handel in geroofde grondstoffen, goud, coltan, diamanten, tin etc, grondstoffen die vervolgens in de Westerse industrieën gebruikt worden.

Plaats deze feiten eens tegenover de verklaringen van de hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN, Antonio Guterres, die er onlangs weer eens op wees dat de oorlog in Congo de ergste sinds de tweede wereldoorlog is: men schat het aantal doden op 4 miljoen, 1200 mensen sterven nog elke dag door de gevolgen van de oorlog, 3,4 miljoen mensen zijn ontheemd en 17 miljoen mensen hebben onvoldoende voedsel. Waarom doet het Westen niets om deze ellende tegen te gaan? Gebrek aan politieke wil is natuurlijk het antwoord. Er zijn talloze oplossingen mogelijk. Eén ervan zou kunnen zijn dat EU-troepen de vliegvelden in het Oosten gaan bewaken om illegale wapenhandel tegen te gaan. Nu deze troepen naar de hoofdstad gaan, wekt de EU terechte twijfel over zijn bedoelingen: ons inziens gaat het er de EUFOR voornamelijk om te voorkomen dat Europese burgers en de internationale waarnemers bij de verkiezingen gevaar lopen. Ze gaan het vliegveld van Kinshasa bewaken, wellicht vanuit door angst gevoede motivatie dat het nodig kan zijn Westerlingen snel te moeten evacueren. De Congolezen die echt te lijden hebben van de oorlog en de gevolgen ervan worden met EUFOR niet geholpen. De hele operatie kan dan ook gezien worden als een oefening voor de EU om ook buiten Europa militaire interventies uit te voeren.

Het is ten tweede van belang ook de gronden en de politieke context, zoals in de notitie van de ministers van buitenlandse zaken en defensie beschreven, nader te bekijken. Volgens de Nederlandse regering is het Grote Meren-gebied een van de prioritaire gebieden voor Nederlandse inspanningen met betrekking tot vrede en veiligheid. Om deze reden heeft Nederland een bijdrage van 65 miljoen euro geleverd aan het overgangsproces in Congo. Nederland levert bovendien vijf militairen voor een Europese politiemissie (EUPOL) en een Security Sector Reform-adviesmissie (EUSEC) die in 2005 zijn gestuurd naar Kinshasa. Nederland is met Canada voortrekker van de Group of Friends, die de internationale Grote Meren Conferentie begeleidt. Het Wereldbank-programma voor reïntegratie van soldaten wordt door Nederland gesteund met een bedrag van 103 miljoen euro, waarvan 40 miljoen voor het programma in Congo en de rest voor de buurlanden. De brief van de ministers geeft nog meer voorbeelden van Europese en Nederlandse betrokkenheid bij het gebied, zoals humanitair.

Ons commentaar is dat er inderdaad wel veel geïnvesteerd wordt met mankracht en geld in Congo en zijn buurlanden, maar dat er te weinig gedaan is en wordt om de werkelijke oorzaken van geweld en conflict te bestrijden. Er is in wezen sprake van politieke onwil om een analyse van de conflicten te maken en de betrokkenheid van het Westen hierbij te erkennen. Dit blijkt ondermeer uit de beschrijving van de oorlog die het volk van Congo in de ellende gestort heeft.

Deze beschrijving is erg beknopt. Er zijn belangrijke feiten in verband met de oorlog weggelaten, want het jaar 1998 wordt niet eens genoemd. In dit jaar vond namelijk de invasie van Oegandese en Rwandese troepen in Oost-Congo plaats, waartegen vanuit de internationale gemeenschap geen enkel protest kwam. Wel wordt gesproken over de vluchtelingenstroom na de burgeroorlog in Rwanda in 1994, die vervolgens in 1996 een burgeroorlog in Congo op gang gebracht zou hebben. Die burgeroorlog zou gaan om macht en grondstoffen en ook verscheidene andere landen zouden bij de gevechten betrokken raken. In de volgende alinea springt men dan over naar 1999, het jaar waarbij een vredesaccoord in Lusaka getekend werd door 6 landen: Angola, Namibië, Oeganda, Rwanda, Zimbabwe en Congo, plus nog enkele rebellen.

Door de invasie op 2 augustus 1998 van Oeganda en Rwanda met hulp van de VS weg te laten wordt geen recht gedaan aan de werkelijke gebeurtenissen. Het doel er van was om Kabila te verwijderen, die hulp kreeg van enkele SADC-landen als Zimbabwe en Angola. Dit leidde tot een deling van het land, waarbij de agressoren, Rwanda en Oeganda, in het oosten en noordoosten Congolese rebellenregiems in het leven riepen. Het zijn vertegenwoordigers van deze rebellen die thans in Kinshasa in de macht delen. Dit zijn feiten die in het hele verhaal van de Nederlandse regering niet voorkomen.

In wezen is de Congolese bevolking slachtoffer geworden van de agressie van de buurlanden en van de conflicten die in die landen hun oorsprong hebben. Had het Westen werkelijk de oorlog willen voorkomen dan had het Oeganda en Rwanda een halt toegeroepen bij hun invasie in 1998 in Congo. De beide kleine buurlanden van Congo worstelen nog steeds met oppositionele milities, Rwanda met de FDLR en Oeganda met de ADF en de LRA, die Noord-Oeganda onveilig maken. Er is geen enkele druk vanuit de EU op de leiders van Rwanda en Oeganda om met hun eigen rebellen tot verzoening te komen. Nu is alle hoop op Congo gevestigd. Want zo gaat de brief van de ministers verder: Nederland gaat er van uit dat stabiliteit in Congo een voorwaarde is voor stabiliteit in de gehele Grote Merenregio is. Deze opvatting lijkt ons een grote vergissing. Vrede in het gebied ontstaat pas bij verandering van de regiems in de buurlanden. Vrede verwachten we ook niet wanneer de voormalige Congolese rebellen, die door druk vanuit het Westen nu in de Congolese overgangsregering zitten, en die als collaborateurs met de Rwandese en Oegandese bezetters aan de onderdrukking van de Congolese bevolking hebben meegewerkt, niet opgepakt worden en berecht worden voor hun oorlogsmisdaden. Het hiertoe opzetten van een internationaal oorlogstribunaal voor Congo wordt echter door het Westen niet gesteund.

Nelly Koetsier, Lid werkgroep Congo-Ned

Dit artikel zal ook verschijnen in VD AMOK

15 juni 2006