vrede is een recht

VREDESBIJEENKOMST GOMA

Op 23 januari 2008 werd in Goma de Conferentie voor Vrede, Veiligheid en Ontwikkeling van Noord- en Zuid-Kivu afgesloten. Ongeveer 1300 vertegenwoordigers van basisgemeenschappen, gewapende groepen, maatschappelijke organisaties en bestuurlijke instellingen en politici waren ruim twee weken bijeen om met elkaar te spreken over de nu al meer dan tien jaar durende toestand van oorlog en geweld in Noord- en Zuid-Kivu, en om een basis te leggen voor duurzame vrede en ontwikkeling in beide provincies. De conferentie, die werd geleid door Abbé Malu-Malu en werd ook van nabij gevolgd door zeker 50 vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen en internationale organisaties.

Nadrukkelijk afwezig was een vertegenwoordiging van de Rwandese regering. Ook afwezig was de opstandige generaal Laurent Nkunda, wiens gewelddadig optreden sinds meer dan een jaar in Noord-Kivu de directe aanleiding tot de conferentie vormde. Diens standpunt werd verwoord door een delegatie van zijn politiek-militaire organisatie, de CNDP (Conseil National pour le Développement du Peuple) die werd geleid door een zekere Kambasu Ngeve. De CNDP zag trouwens bij voorbaat al weinig in de conferentie; volgens haar woordvoerder moesten de zaken worden geregeld tijdens directe gesprekken tussen Nkunda en president Kabila met, als prealabele eis, het intrekken van het tegen Nkunda gerichte arrestatiebevel.

Kivutiens spreken zich uit

De conferentie begon met enkele dagen vertraging op 10 januari plenair, met het voorlezen van verklaringen namens alle deelnemende gemeenschappen en organisaties. De vertegenwoordigers van etnische groepen die zelden de aandacht van de wereld krijgen, zoals de Bembe, Fuliro, Vura, Lega enz. uit Zuid-Kivu en de Hunde, Nyanga, Tembo enz. uit Noord-Kivu, grepen de gelegenheid aan om openhartig te getuigen van de verschrikkingen die de bevolking heeft meegemaakt sinds de Rwandese, Oegandese en Burundese legers in 1996 (en later nog eens in 1998) binnenvielen, en hoe ze daarna hebben geleden onder het jarenlange bewind van het door Rwanda gedomineerde regime van de RCD. Ze getuigden ervan dat nog steeds hun veiligheid bedreigd wordt doordat voormalige Rwandese vluchtelingen (Hutu en Tutsi) hun onderlinge vete op Congolees grondgebied uitvechten en delen daarvan met geweld in bezit willen nemen.

Onder de bewoners van Zuid-Kivu heerst veel bitterheid, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de woorden van de vertegenwoordiger van de Fuliro. Sinds de koloniale tijd heeft de bevolking de Tutsi-vluchtelingen, wier leven in Rwanda bedreigd werd, gastvrij ontvangen, maar, toen Kagame zijn machtsgreep in Rwanda begon, hebben ze zich bij hem aangesloten en zijn ze later teruggekomen om hun vroegere gastgevers naar het leven te staan. Van dit verraad getuigen de massamoorden die onder het bewind van de RCD hebben plaatsgevonden in Makobolo, Kiliba, Lemera en vele andere plaatsen. Sindsdien heeft de autochtone bevolking iedere invloed op het bestuur verloren en is slachtoffers van enerzijds aanvallen van leden van de "Groep van 47", die het alleenrecht op het territoire Minembwe claimen, en anderzijds van de FDLR en Rasta-bendes die in het park Kahuzi-Biega huizen.

Niet minder wanhoop spreekt uit verklaringen van basisorganisaties in Noord-Kivu, zoals bijvoorbeeld van de Nyanga die leven in het gebied rond Walikale. Deze streek oefent al sinds de 90-er jaren een grote aantrekkingskracht uit op landverhuizers uit Rwanda. Het binnentrekken in 1996 van de AFDL en het Rwandese leger ging gepaard met een lange reeks moordpartijen waarvan nog steeds massagraven getuigen. Vanaf 1998 stortten RCD-militairen zich op het uitbaten van de mijnen, zoals de coltan- en cassiterietmijnen bij Bisie. Dit ging opnieuw gepaard met moord op de lokale bevolking en verkrachting van vrouwen en kinderen met als gevolg dat sindsdien de helft van hen is gevlucht. Thans is het de door Nkunda aangestoken oorlog die het leven van de Nyanga en andere bevolkingsgroepen bedreigt en hun woonplaatsen vernietigt. Onderwijl worden van hogerhand de artisanale mijnen verkocht aan buitenlandse ondernemers, waarmee de laatste bron van overleven ons wordt ontnomen.


universiteit Goma verwelkomt de vredesconferentie

Gewapende groepen kiezen voor vrede

De wanhoop over de wijze waarop de rechten van de bewoners van Noord-Kivu worden vertrapt heeft sinds het aantreden van Nkunda aanleiding gegeven tot het ontstaan van nieuwe verzetsgroepen zoals de PARECO en aantal met Mai-Mai aangeduide milities, die met grote felheid de gewapende confrontatie met de CNDP van Nkunda aangaan. Deze oorlog, met honderdduizenden ontheemden als gevolg, vormde voor de internationale gemeenschap het centrale onderwerp van de conferentie. In de besprekingen lieten de verzetsgroepen er geen twijfel over bestaan dat beëindiging van de strijd, ontwapening en brassage binnen de FARDC wat hun betreft alleen aanvaardbaar waren als die in gelijke mate golden voor de CNDP.

De besprekingen tussen de gewapende groepen, afzonderlijk met betrekking tot Noord-en Zuid-Kivu, vonden plaats onder begeleiding van internationale vertegenwoordigers (ondermeer de VN, de EU en de VS). Ze hebben uiteindelijk geleid tot een door allen ondertekende 'acte d'engagement'. Hierin wordt een staakt-het-vuren afgekondigd, de vijandige troepen zullen met hulp van de MONUC worden gescheiden, humanitaire organisaties zullen ruim baan krijgen om de ontheemden te helpen en hun terugkeer te begeleiden. Om dit alles in goede banen te leiden wordt een door de internationale gemeenschap gefaciliteerde 'Technische Commissie' ingesteld, met aparte subcommissies voor de militaire en voor de humanitaire aspecten van de overeenkomst.

Gedeeltelijke steun voor slotdokument

Afzonderlijk hiervan heeft een 7-hoofdig 'Comité van Wijzen' onder leiding van de Congolese parlementsvoorzitter Vital Kamerhe de delegaties van alle basisgemeenschappen en gewapende groepen afzonderlijk ontvangen. Daarbij werd overlegd over verbetering van de onderlinge verhoudingen en over de manier waarop de terugkeer van ontheemden en vluchtelingen geregeld moet worden. In het slotdocument staat wat dit laatste aangaat dat de terugkeer van vluchtelingen moet worden begeleid door een 'tripartite' van vertegenwoordigers van de DRC, het land waar de vluchtelingen asiel hebben gekregen en het Hoge Commissariaat voor Vluchtelingen van de VN, maar ook dat de traditionele autoriteiten van de gemeenschappen zullen moeten worden betrokken bij de identificatie. Het document getuigt van een breedgedragen verlangen naar vrede en verzoening, en naar gelijke kansen voor alle burgers.

Er blijven echter ook geschilpunten liggen. De kwestie 'Minembwe' schuift het Comité voor zich uit: tegemoetkomen aan de wens van de Tutsi-gemeenschap in Zuid-Kivu is binnen de huidige wetgeving niet mogelijk en moet maar door de wetgever nader worden bestudeerd. Dat de leden van de Rwandese militie, de FDLR, liefst onmiddellijk, moeten terugkeren naar Rwanda is een wens die bij allen in Kivu leeft, maar het document spreekt niet over de manier waarop; men verwijst daarvoor slechts naar de overeenkomst van Nairobi(9 nov.2007). De suggestie van de Groupe Armé de Mai-Mai (Fizi) dat de repatriering van de FDLR alleen met vreedzame middelen te realiseren is en dat daarvoor een inter-Rwandese dialoog onontbeerlijk is, vindt men niet terug in het slotdocument. Hetzelfde geldt voor het verzoek van de Fuliro-gemeenschap om een internationaal tribunaal voor de misdaden op Congolees grondgebied sind 1996, omdat immers echte verzoening alleen mogelijk is op basis van erkenning van de gepleegde misdaden.

Conclusie

De conferentie heeft als sociaal gebeuren voor de bevolking van Kivu zeker haar verdiensten gehad: mensen uit het hele gebied hebben elkaar ontmoet en hebben gezien dat ze veel problemen met elkaar delen en dat ze samen naar oplossingen moeten zoeken. Maar de 'problèmes de fond' waren uiteindelijk geen punt van bespreking: De Rwandese regering stuurde geen afvaardiging en Nkunda zelf hield zich schuil. De ellende in de regio leek zo een zaak van de Congolezen zelf, terwijl de oorsprong ervan over de grens ligt. De internationale gemeenschap speelde de rol van minzame bemiddelaar ten behoeve van een onderlinge vredesregeling en werd niet aangeklaagd als eindgebruiker van de grondstoffen die illegaal via Rwanda en Oeganda Kivu verlaten en de feitelijke oorzaak zijn van de aanhoudende onveiligheid. De CNDP en de overige strijdgroepen krijgen amnestie aangeboden voor "oorlogsdaden en gewapende opstand" (zij het niet voor oorlogsmisdaden): is dit de laatste keer, of begint het spel straks gewoon opnieuw?

Redactie Congo-Ned
28 jan.2008

Zie ook de website AMANI LEO (http://www.amanileo.org>