UGANDA VEROORDEELD WEGENS AGRESSIE TEGEN CONGO door het INTERNATIONAAL GERECHTSHOF in DEN HAAG

zie ook de franse versie van onze tekst

De uitspraak van het Internationale Hof van Justitie in Den Haag op 19 december vorig jaar is van groot belang. In deze uitspraak, die gedaan is door 17 internationale rechters, wordt het buurland van Congo, Oeganda, veroordeeld vanwege de oorlogsdaden die door zijn legers vanaf augustus 1998 op Congolese grondgebied zijn uitgevoerd. Het ging om een rechterlijke procedure die door wijlen president Laurent Kabila in juni 1999 tegen Oeganda bij het Hof was aangespannen. De oorlog heeft vanaf dat moment nog jaren geduurd totdat Oeganda in juni 2003 zijn legers uit Congo teruggetrokken heeft.

Het Hof oordeelt dat Oeganda een deel van Congo bezette en zich daarbij schuldig maakte aan schendingen van de mensenrechten en de internationale humanitaire recht. Het leger van Oeganda voerde in Congo moordpartijen, martelingen en andere vormen van geweld tegen de bevolking van Congo uit. Dorpen werden verwoest, etnische tegenstellingen aangewakkerd, Congolese rebellengroepen gesteund en kindsoldaten werden door het Oegandese leger getraind.
Militairen van Oeganda waren betrokken bij het plunderen van Congolese grondstoffen. In de centraal gelegen stad Kisangani, in de buurt waarvan diamanten gevonden worden, heeft het Oegandese leger herhaaldelijk met de concurrerende Rwandese agressoren van Congo gevochten waarbij huizen vernield werden en duizenden onschuldige Congolese burgers omkwamen.

Het is duidelijk dat de schade die het Oegandese leger aan Congo en de Congolese bevolking heeft toegebracht in de vele miljarden loopt. Het Hof is van oordeel dat Oeganda verantwoordelijk is voor deze schade en herstelbetalingen zal moet verrrichten.

Maar, Oeganda was en is toch een concentratieland van Nederlandse ontwikkelingshulp? Hebben de Nederlandse regering, het parlement en de publieke media niet opgelet toen in 1998 de oorlog uitbrak? In de vele brieven die we als werkgroep Congo-Ned vanaf eind 1998 naar de Nederlandse regering, parlement en pers stuurden hebben we steeds voor de oorlog in Congo aandacht gevraagd. De wreedheden uitgevoerd in Congo door buitenlandse legers moeten dus bekend zijn geweest, hoewel de reacties er op schaars waren. Het zwijgen van de kant van Nederland kunnen we niet anders opvatten dan als een vorm van medeplichtigheid aan de oorlog, waarvan het resultaat nu is: armoede en gebrek, vele doden, miljoenen ontheemden, grootschalige vernielingen en aanwezigheid van onnoemelijk veel wapens in Oost-Congo.
Wat wij ondermeer schreven was het volgende:

-In september 1999 uitten we onze verbazing over de warme omhelzing van de president van Oeganda, Museveni, door onze toenmalige minister van Ontwikkelingssamenwerking mevrouw Herfkens. De steun van Nederland aan de staatsbegroting van Oeganda vonden we genant tegen de achtergrond van de oorlog die door Oeganda in Congo gevoerd werd. Toen al was bekend dat de invasie in Congo door het Oegandese leger regelrecht leidde tot misdaden tegen de menselijkheid.

-In september 2000 schreven we dat we ons medeplichtig voelen aan de oorlog die door Oeganda en Rwanda in Congo gevoerd wordt met als gevolg miljoenen slachtoffers. Meer dan de helft van het budget van Oeganda wordt gefinancierd door buitenlandse donoren, waaronder Nederland. Dit maakt het mogelijk dat Oeganda geld over houdt om militaire uitgaven op te voeren.

-In december 2000 melden we dat het Oegandese leger 30 burgers doodde in een dorp in Kivu, waar juist een bruiloft aan de gang was. Uit de berichten hierover werd duidelijk dat de Oegandezen dit deden omdat ze zich gehinderd voelden bij de roof van coltan, een grondstof voor de high tech industrie. We vroegen ons af of een land als Oeganda dat zo duidelijk de soevereinteit en integriteit van Congo schendt nog wel ontwikkelingsgeld van Nederland moet ontvangen.

-In maart 2001 schreven we dat Oeganda en Rwanda zich niet hielden aan de resoluties van de Verenigde Naties om zich terug te trekken uit Congo.We schreven naar aanleiding van een notitie door het ministerie van Buitenlandse Zaken over het Grote Merengebied, waar we op geen enkele manier een veroordeling tegen kwamen van de agressie door Oeganda en Rwanda tegen Congo.

-In april 2001 citeerden we een rapport van een VN-commissie over de plundering van Congolese grondstoffen door Congo' s buurlanden. Een van de punten uit dit rapport is dat de gunstige ontwikkeling van de Oegandese economie samen hing met de illegale exploitatie van en handel in Congolese grondstoffen, zoals goud. Deze handel vormde een bron van inkomsten die tot het voortzetten van oorlog leidde. Het VN-rapport zegt ook dat de donoren van Oeganda en Rwanda door ontwikkelingshulp aan deze landen bijdragen aan de voortzetting van de oorlog.

-In juli 2003 merken we op dat Oeganda en Rwanda doorgaan met steun aan Congolese milities. We vragen de Nederlandse regering de begrotingssteun aan de regiems van deze landen te stoppen.
De in Congo gestationeerde VN-vredesmacht, de MONUC, blijkt niet in staat te zijn een eind aan de oorlog te maken. De vredesmacht zou versterkt moeten worden. Maar westerse landen, waaronder Nederland, voelen daar op dat moment niet voor.

Onze conclusie kan niet anders zijn dan dat Nederland mede verantwoordelijk is voor de ellende in Congo. Het ligt voor de hand dat de schadevergoeding aan de Congolese bevolking mee gedragen wordt door de Westerse regeringen, waaronder de Nederlandse regering.

redactie Congo-Ned
18/01/06