ituri.html Pygmee kind met traditionele beschildering

ITURI

23 december 2003

Begin september heeft MONUC de taak van de EU-vredesmacht IEMF in Ituri overgenomen. MONUC heeft inmiddels een even sterk mandaat ("Chapter 7") als IEMF; de omvang ervan zal kunnen uitgroeien tot 10.800 man, waarvan er volgens het hoofd van MONUC, William Swing, 3.800 gelegerd zullen zijn in Bunia. Deze Ituri-brigade staat onder leiding van de Zweedse brigade-generaal Jern Isberg. Volgens hem zal MONUC ook buiten Bunia actief zijn, en niet aarzelen van zijn sterkere mandaat gebruik te maken als dit nodig is.

Met deze rugdekking zijn enkele hulporganisaties begonnen dorpen te bezoeken, enkele kilometers buiten Bunia, zoals Songolo en Iga-Barriere. Zij troffen daar verwoeste nederzettingen aan en burgers die na te zijn gevlucht in het bos hadden geleefd. Vooral kinderen bleken vaak ernstig ondervoed. Het VN-Wereldvoedselprogramma en de Duitse ngo GAA zijn direct begonnen met verstrekken van voedselhulp.

In Bunia kwam het tot een gewapende confrontatie tussen MONUC en UPC-strijders waarbij onder de laatsten 6 doden gevallen zouden zijn. Er werden ook arrestaties verricht, waaronder de UPC-legerleider Floribert Kisemba. Het incident vond plaats toen MONUC huiszoeking deed naar verboden wapenbezit. De gearresteerden werden enkele dagen later weer vrijgelaten. Later hebben gesprekken plaats gehad tussen de meest rivaliserende milities UPC (hema) en FNI (lendu) in Bunia met als doel de vrije circulatie van goederen weer mogelijk te maken. De besprekingen werden op 29 september beklonken met een 'verzoeningsmars' door de stad.

Een kleine delegatie uit Ituri onder leiding van mevrouw Petronille Vaweka bezocht op uitnodiging van Pax Christi International half september enkele Europese landen waaronder Nederland. Mevrouw Vaweka is voorzitter van de interim-administratie van Ituri en zet zich met een aantal lokale ngo's in voor herstel van de vrede in haar district. Ze zegt blij te zijn met de uitbreiding van het mandaat van MONUC en met het voornemen ook buiten Bunia te gaan optreden. Maar zij betreurt dat het zo lang heeft moeten duren voor de internationale gemeenschap in actie kwam. "Sinds april, toen we een beroep op hulp deden, zijn gewapende groepen gewend geraakt aan het leven van roof en voor ons veel minder benaderbaar geworden," zegt ze. Men moet niet aankomen met grootschalige hulpplannen maar aanknopen bij lokale vredesinitiatieven, bijvoorbeeld uit kerken, die met weinig geld grote dingen kunnen doen. De mensen moeten geholpen worden naar hun woonplaatsen terug te keren en hun leven weer op te pakken en voedsel te gaan verbouwen. Herstel van veiligheid is het belangrijkste om de mensen het vertrouwen in de toekomst terug te geven, aldus mevrouw Vaweka.

In october is de ontplooiing van MONUC gestaag gevorderd. Volgens een bericht van IRIN van 10 november bevinden zich nu VN-troepen, even buiten Bunia, in Bogoro, Maragu, Iga-Barriere en Bule. Hun totaal aantal in Ituri is nu 4.500.

Hun aanwezigheid levert soms gewapende confrontaties op met locale milities, zoals op 8 november met de PUSIC, protégé van Oeganda, waarbij een commandant werd gedood. Anderzijds heeft de aanwezigheid van MONUC tot gevolg dat Oegandese rebellen van de ADF, die zich aan Congolese zijde van de grens ophielden, de bemiddeling van de VN hebben gevraagd voor overgave aan de Oegandese autoriteiten. Hun leider, Taban Amin, had zich al eerder verzoend met president Museveni.

Het bescheiden optimisme dat uit de berichten doorklinkt, wordt bevestigd door Dr Jackson van de PAP (Programme d'Assistence aux Pygmées) die thans werkt vanuit Beni. "There are many reason for hope," schrijft hij in een e-mail, waarin hij ook zijn respect uitdrukt voor Petronille Vaweka om haar verzoeningswerk vanuit Bunia.

18 augustus 2003

Vanaf half mei richtten de schijnwerpers van de Westerse pers zich plotseling op het Iturigebied. Na het vertrek van de Oegandezen hebben de Hema-milities van Lubanga de macht in de hoofdstad Bunia hernomen . Onder leiding van de nieuwe politici, waaronder met name Adele Lotsove en Jean Baptiste Dhetchuvi, wordt begonnen met een etnische schoonmaak, waartoe over de radio wordt opgeroepen. Die richt zich eerst vooral op de Lendu-gemeenschap maar later ook op zogenaamde "non-originaires", inwoners van de stad die in de streek geen etnische wortels hebben. Het grootste deel van de bevolking vlucht de stad uit in oostelijke richting in de hoop het vege lijf te redden. Ongeveer 10.000 zoeken bescherming rondom de VN-gebouwen, maar de VN-soldaten, gering in aantal en met een mandaat dat alleen optreden bij bedreiging van de eigen veiligheid toestaat, kunnen de verwachte veiligheid niet garanderen.

De VN-commissaris voor de mensenrechten, Viera de Mello, verwijt in een interview met Reuters de wereldgemeenschap alleen oog te hebben voor Irak en Congo te laten stikken, terwijl daar mensen bij honderden sterven, wat nergens anders in de wereld gebeurt. Tegen de achtergrond van de gebleken machteloosheid van MONUC doet de onder-secretaris generaal van de VN, Jean-Marie Guehenno, een beroep op de volkerenorganisatie een sterkere troepenmacht naar Ituri te sturen. De Franse regering verklaart zich als eerste bereid daaraan met circa 700 man een bijdrage te leveren. Op 30 mei gaat de VN-Veiligheidsraad akkoord met zending van een multinationale troepenmacht van 1.500 man onder de codenaam "Artemis". Deze heeft een sterker mandaat dan MONUC (de militairen mogen geweld gebruiken om burgers te beschermen) maar heeft een werkterrein dat beperkt is tot Bunia en zal zijn activiteiten op 1 september moeten beeindigen.

In de periode totdat de ontplooiing van "Artemis" een feit is gaan de moorden en plunderingen in Bunia door. Bovendien vinden in het Ituri-district buiten Bunia talrijke bloedbaden plaats. In Tschomia, Nizi, Fataki, Drodro vinden honderden mensen de dood. Deze moordpartijen worden veelal toegeschreven aan Lendu die zich wreken op Hema, maar er zijn evengoed verbindingen met de buurlanden: het is bekend dat de Lendu wapens ontvangen uit Oeganda en de Hema van de UPC nauwe betrekkingen heeft met Rwanda.

In juli publiceert Human Rights Watch een omvangrijk rapport onder de titel "Ituri, covered in blood", waarin het drama en de voorgeschiedenis ervan in detail worden beschreven. Op de VN wordt een beroep gedaan het niet te laten bij een interventiemacht voor een beperkt gebied en een zeer beperkte tijd maar MONUC zelf te voorzien van een sterker mandaat dat ook geweld ter bescherming van burgers toestaat. Ook vraagt HRW het Internationale Strafhof 'proprio motu' een onderzoek te starten naar schendingen van de mensenrechten in Ituri om na te gaan of tot vervolging kan worden overgegaan. Tot dit laatste besluit het Strafhof inderdaad op 17 juli.
Ook Artsen zonder Grenzen verspreidt een rapport (25 juli) dat gebaseerd is op eigen onderzoek met de voor zich sprekende titel: "Ituri: Unkept promises? A pretense of protection and inadequate assistance".

Op 16 mei reeds was in Dar es Salam met VN-bemiddeling en in aanwezigheid van vertegenwoordigers van Rwanda, Oeganda en de RDC, een akkoord gesloten tussen de strijdende milities om de strijd te staken. Daaraan had de UPC niet meegedaan, en het akkoord was een dode letter gebleven. Op 24 juli werd onder leiding van MONUC in Bunia opnieuw een afspraak gemaakt om troepen terug te trekken op een ieders basis, waaraan vijf regionale militias, waaronder de UPC, deelnamen.

Op de eerste vergadering van de nieuw-geinstalleerde overgangsregering in Kinshasa vrijdag 25 juli stond de situatie in Ituri op de agenda. De regering zal een delegatie naar het gebied sturen en zo spoedig mogelijk een politiemacht zenden die moet helpen aan de mensenrechtenschendingen een eind te maken, aldus minister Venant Tshikapa. Dit alles neemt niet weg dat op 4 augustus opnieuw berichten binnenkwamen over tientallen burgerdoden ondermeer bij de dorpen Drodro en Nizi, die al eerder toneel waren van massamoorden.

Pacificatie van het gebied is geen zaak meer van geringe inzet of halve maatregelen. Niet alleen zijn de verhoudingen tussen de inwoners ernstig verstoord, wat een zorgvuldig proces van herstel en verzoening nodig maakt. Ook de begeerte naar de bodemrijkdommen is niet met mooie woorden te bezweren. De ontginning van de grootste goudreserves die in het gebied liggen zal op een sociaal-economisch acceptabele manier ter hand moeten worden genomen zodat het Congolese volk er de vruchten van plukt. Ook de boring naar gas en olie in het grensgebied tussen met Oeganda (de "Albert-Graben"), waar nu Heritage Oil zijn activiteiten ontplooit, zal moeten plaats vinden onder transparante omstandigheden, zodat de verhoopte exploitatie geen aanleiding wordt voor nieuwe moord en doodslag.

13 mei 2003

Bunia

Op 12 mei jl. is Bunia, de hoofdstad van Ituri opnieuw van bezetter gewisseld, wat weer gepaard ging met veel slachtoffers en plunderingen. De Hema-troepen van krijgsheer Lubanga zijn nu weer de baas, nadat ze op 6 maart door de UPDF (het Oegandese leger), samen met milities van de rivaliserende Lendu, daaruit waren verdreven. Dit volgt op het machtsvacuum dat is ontstaan sinds Oeganda, na aanhoudende internationale druk, op 24 april was begonnen zijn troepenmacht uit Ituri terug te trekken. Dat leger bestond uit circa 6000 man, het is vervangen door ongeveer 600 man VN-troepen die van de Veiligheidsraad geen mandaat hebben van wapens gebruik te maken, tenzij voor zelfverdediging. Dat nieuw bloedvergieten van een dergelijke afwisseling van de wacht het gevolg zou zijn, was door talloze waarnemers voorspeld. Het UPDF heeft de afgelopen jaren getracht zichzelf, als 'brandweer-pyromaan', onmisbaar te maken door beurtelings verschillende etnische groepen te bewapenen en tegen elkaar op te zetten. Daarbij komt dat Rwanda probeert vanuit Kivu zijn macht naar het noorden uit te breiden waar de rijke goudmijnen en kansen op toekomstige oliewinning lokken. Toen dus de UPDF de UPC, het legertje van Lubanga, verdreef was president Kagame er snel bij om hem wapens te beloven om Bunia opnieuw in te nemen zodra Oeganda's macht daar verzwakte.

Voortgaande oorlog

Even had het er hoopvol uitgezien. Op 4 april was, onder leiding van een VN-functionaris, daadwerkelijk de Ituri Pacification Commission (IPC) haar werk begonnen. Deze bestaat verder uit vertegenwoordigers van de Congolese regering, Oeganda, Angola, de société civile, het zakenleven, politieke facties, basisgemeenschappen en de militaire conflictpartijen. Maar twee zaken overschaduwden reeds deze gebeurtenis. Van de conflictpartijen weigerde de UPC zitting te nemen, waarmee de IPC al direct vleugellam werd gemaakt. Verder vonden in het plaatsje Drodro, op ongeveer 80 km ten noorden van Bunia, en een aantal naburige dorpen vreselijke moordpartijen plaats waarbij honderden burgers in koelen bloede werden vermoord.


Kinderen kijken geschokt naar een massagraf in Drodro (foto ap)

Het is duidelijk dat er in het gebied krachten werkzaam zijn die van pacificatie niets willen weten. Lieden die door roof van goud en diamanten over financiële middelen beschikken zijn gemakkelijk in staat ongeschoolde en werkloze jongeren te bewapenen en voor hun karretje te spannen en aan te zetten tot vreselijke misdrijven. Dit is geen 'etnische strijd' zoals Westerse bronnen vaak willen doen geloven. Gewone burgers in de steden en op het platteland, van welke etnische achtergrond ook, zijn allen het slachtoffer van moord en plundering door deze bendes. Ze weten dat deze strijders geen doel dienen in het belang van de bevolking en ze verlangen ernaar weer in vrede te kunnen leven.

Dat de Veiligheidsraad Oeganda dwingt zijn troepen uit Congo terug te trekken is een goede zaak; hetzelfde moet gelden voor Rwanda, dat in feite verse troepen heeft ontplooid in het zuiden van het gebied, klaar om zijn slag te slaan! Maar het is onaanvaardbaar de bevolking na jaren ontreddering en vernieling aan haar lot over te laten. Een VN-macht met enkele duizenden man troepen meer en met een mandaat dat toestaat echt op te treden tegen gewapende bendes en krachtige steun bij het weer opzetten van openbaar bestuur is nodig om het gebied weer enigszins in evenwicht te brengen.

Pygmeeën

De berichten over de misdrijven jegens de Pygmeeën waarvan we op 20 februari (zie hieronder) melding maakten, hebben enkele Nederlandse fondsorganisaties bewogen snel hulpgelden ter beschikking te stellen om de nood onder de gevluchte Pygmeeën te helpen lenigen. Een delegatie van de organisatie Pygmeëen Kleinood die van hieruit de hulp coördineert is in april naar Beni gereisd waar het PAP-kantoor (Programme d'Assistence aux Pygmees) gevestigd is om samen met de mensen daar de besteding te regelen. Men heeft nu weer de beschikking over een Toyota pick-up, een paar off-the-road motoren en fietsen en een zonne-energiebron die een tweetal computers van electra voorziet. Zo is het weer mogelijk de mensen te bereiken die, dieper in het gebied, tijdelijk worden opgevangen na uit hun woonplaatsen te zijn gevlucht. Er zijn kampen ingericht waar meer dan 40.000 vluchtelingen onder erbarmelijke omstandigheden verblijven. De Pygmee-vluchtelingen worden opgevangen op enige afstand van de kampen door lokale Pygmeeën. Door de PAP worden ze voorzien van voedsel, maar ook van nonfood, zoals landbouwwerktuigen en zaden om een start te maken met wat landbouw. Want, zo schreef Ruud Muis, lid van de delegatie ons, "De Pygmee vluchtelingen kunnen niet voor of achteruit; het bos, voorzover nog aanwezig, is leeg: geen wild meer te vinden en dat heb ik in veertien jaar nooit meegemaakt." En verder: " Er zijn de eerstvolgende maanden en jaren vele knelpunten voor de Pygmee-vluchtelingen op te lossen, eer ze hun respect en grondrechten terug hebben." De PAP zal naar schatting de komende jaren structureel circa 100.000 euro per jaar nodig hebben om zijn dringend nodige werk uit te voeren.

20 februari 2003

Resultaat van de kerstactie van Congo-Ned

Werkgroep Congo-Ned heeft inmiddels bericht ontvangen van de organisatie "Pygmeeën Kleinood" dat er een bedrag van $ 5000 is overgemaakt naar Congo ter ondersteuning van het medische liaisonbureau van dokter Jackson. Hiervan was een deel afkomstig van de kerstactie van Congo-Ned, die € 2137,50 heeft opgebracht.

Bovendien gaan leden van Pygmeeën Kleinood eind maart naar Beni toe om dokter Jackson bij te staan bij de verdere inrichting van het liaisonbureau. Het geld is voor de kantoorinrichting, zoals meubels, computer en printer. Deze zaken kunnen ter plaatse aangeschaft worden. Verder gaan er nog drie portable "solarlanterns" mee, d.w.z. lampen die op zonne-energie branden. In Beni zelf is geen electriciteitsnet. Dokter Jackson gebruikt voor zijn energievoorziening een generator.

Pygmeeën Kleinood heeft verder van de Nederlandse hulporganisaties Cordaid en Icco de toezegging gekregen voor een financiële bijdrage voor de transportmiddelen (twee 'off the road'motoren), die nodig zijn om de bevolking in het oerwoud van Ituri te bereiken en voor voedsel, alsmede voor het salaris voor twaalf medewerkers van het liaisonbureau.

Pogingen tot een vredesregeling

De berichten over de algemene situatie stemmen een beetje tot hoop. De vluchtelingen keren langzaam weer terug naar hun oorspronkelijke dorpen, nadat ze eind vorig jaar en begin dit jaar door de gevechten tussen diverse legers en rebellengroepen verdreven waren. De Verenigde Naties, gealarmeerd door de gruwelijkheden die in Ituri plaatsvonden, heeft het initiatief genomen tot de instelling van een pacificatie-commissie, ITURI PACIFICATION COMMISSION (IPC). Deze commissie zal worden gevormd door respectievelijk vertegenwoordigers van de Congolese regering, de Oegandese regering, de MONUC (elk twee) en vier vertegenwoordigers van de Congolese rebellengroepen in het gebied.

Het is de bedoeling dat de pacificatie-commissie een maand de tijd krijgt om te werken aan de oplossing van de conflicten, waarna op 20 maart a.s. de Oegandese troepen zich uit het gebied zullen terugtrekken.

De IPC zou op 19 februari van start gaan. Echter Thomas Lubanga van de UPC-rebellengroep weigert naar Bunia te komen, waar de overeenkomst door betrokken partijen ondertekend zou worden. De rebellenleider beweert dat de Congolese en Oegandese regering een nieuwe politiek-militaire organisatie hebben opgericht: het "Front d'Integration pour la Pacification de l'Ituri (FIPI)" en weigert daarom deel te nemen. De start van de IPC is daarom vertraagd.

Vervolging van misdrijven gepleegd ondermeer tegen de pygmeeën

Onderzoekers van de VN hebben op 15 januari een rapport uitgebracht naar aanleiding van berichten over kannibalisme tegenover de pygmeeën. Ze ondervroegen 368 personen, die de moordpartijen en de gevallen van kannibalisme via getuigenissen bevestigd hebben.

De rebellengroep van Bemba, de MLC, heeft naar aanleiding hiervan een proces ingesteld tegen 27 militairen van zijn groep. Het proces zou 18 februari plaatsvinden in Gbadolite, in de provincie Equateur, waar Bemba zijn zetel heeft. De regering van Kinshasa erkent echter dit proces niet, omdat ze vindt dat Bemba niet de juiste autoriteit is om dergelijke processen te voeren en er zijn eigen betrokkenheid bij de wreedheden mee wil verdoezelen.

De regering van Kinshasa heeft zelf op 17 januari de VN Veiligheidsraad gevraagd een tribunaal in te stellen om de rebellengroepen te berechten die beschuldigd worden van wreedheden, waaronder genocide, in Noord-Oost Congo. Voorzover we weten is hier nog geen antwoord op gekomen. ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

AMCP-rapport over de rampzalige situatie in het Ituri-gebied

Nederlandse samenvatting door werkgroep Congo-Ned

De AMCP (Association de Medecins Congolais pour la Paix) is een organisatie van artsen gevestigd in Kisangani, waarvan verscheidenen verbonden zijn aan universitaire klinieken aldaar. Al eerder hebben zij de aandacht van de wereld gevraagd voor de omstandigheden in hun regio, ondermeer na de gevechten in de stad tussen Rwandese en Oegandese troepen in 2001. Hun aandacht richt zich zowel op medische en gezondheidsaspecten van de bevolking, als op miltaire aspecten (wapenhandel, kindsoldaten) en de gevolgen voor het milieu. Het nieuwe rapport is gedateerd 30 augustus 2002.

Het rapport bestaat globaal uit twee delen. In het eerste wordt de situatie in de RDC algemeen geschetst. Stilgestaan wordt bij het complexe karakter van het conflict in het Grote Merengebied: internationaal (grote mogendheden), regionaal (de buurlanden), nationaal (diverse warlords/rebellen) en lokaal (etnische groepen), waarbij in wisselende mate politieke, economische en geo-politieke overwegingen een rol spelen. Resultaten zijn een ernstige toename van allerlei tropische ziekten en verspreiding van HIV/Aids, een getraumatiseerde bevolking van het Oostelijke deel van het land, buitensporige verspreiding van, vooral lichte, wapens, demografische ontwrichting en ophoping van ontheemden rond de grote steden in het Oosten. Niet minder desastreus zijn de gevolgen voor het milieu, zowel flora als fauna. Het gaat daarbij om tot voor kort ongerepte regenwouden en nationale parken, waaraan speciaal het Oostelijk deel van Congo zo rijk was.

In het tweede deel wordt in detail ingegaan op de actuele situatie in het Ituri-district, een gebied van circa 65.000 km2 dat het Noord-oostelijk deel van de RDC omvat, en dat grenst aan Oeganda, Soedan en de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR). Het heeft ongeveer 4 miljoen bewoners die behoren tot een groot aantal etnische groepen zoals Hema, Lendu, Lesse, Okebo, Ngiti, Nyali, Kakwa, Alur,...
Al deze groepen houden zich traditioneel bezig met veeteelt (koeien) en landbouw, naast visvangst, handel en het ambachtelijk delven van goud. Sinds mensenheugenis vonden tussen deze stammen conflicten plaats die echter weinig slachtoffers maakten omdat men niet beschikte over vuurwapens; lokale autoriteiten wisten die doorgaans snel te beslechten.
Sinds 1998 controleert Oeganda dit uitgestrekte gebied, en voert er een machiavelliaanse politiek van "Verdeel, heers en plunder". Daartoe heeft het leiders gerecruteerd uit verschillende stammen en rondom deze lieden rebellenfacties gevormd. Zij worden via Oegandese legerofficieren om beurten van wapens voorzien om elkaar te bevechten. Temidden van deze confrontaties meet Oeganda zich de rol van bemiddelaar aan, en verzekert zich zo van de politieke, militaire en economische controle over het gebied. Om de steun te kopen van Oegandese legereenheden offeren etnische groepen kolossale hoeveelheden geld, vee, hout, koffie en goud. Zo heeft de militie die heden Bunia controleert de steun van de UPDF gekocht voor de som van US$ 200.000 ! Daarnaast doen Oegandese en Congolese wapenhandelaren goede zaken met alle partijen. Het aanwakkeren van etnische conflicten is ook voor de Oegandezen en hun Congolese handlangers een probaat middel om de controle te krijgen over coltan- of goudmijnen. De Verenigde Naties zijn van deze trucs zeer wel op de hoogte, maar spelen het spel gewoon mee, zoals blijkt uit de rol die men toekent aan Oeganda om in het Ituri-gebied de veiligheid te handhaven.

In Ituri is Oeganda onbetwist heer en meester, en dit land is het ook dat wapens verschaft aan rebellenfacties, etnische milities en individuen. Hoe gaat dat in zijn werk? Het rapport beschrijft gedetailleerd via welke wegen men het wapentuig, in containers verstopt te midden van koopwaar en geëscorteerd door Oegandese officieren of zakenlui met een officiele status, op hun bestemming brengt. Zo zijn de wapens die werden gebruikt voor de recente aanval op Nyankunde, waarbij ondermeer het grote ziekenhuis van de protestantse missie werd verwoest, vanuit Rwabisengo in Oeganda over de grensrivier Semliki vervoerd naar Geti in het 'territoire' Irumu. Ook het Albertmeer wordt benut voor wapentransporten: Vanuit Butaba en Toroko in Oeganda wordt het materieel overgevaren naar Gobu (territoire Djugu). Vandaar vindt het zijn weg ondermeer naar het opleidingskamp van Mandro, een stad in Hema-gebied, die een grote rol speelde bij de recente oorlogshandelingen, ondermeer de bezetting van Bunia. Kleine wapens (pistolen, revolvers) worden ook aangevoerd via diverse luchthavens. Deze wapens worden speciaal gekocht door handelaars, religieuze en politiek-administratieve autoriteiten, notabelen, en humanitaire organisaties voor hun individuele bescherming (!). Uitgaande van het gegeven dat de laatste 4 jaar ongeveer 10 containers met wapens per week het gebied binnenkomen schatten de schrijvers het aantal vuurwapens in Ituri thans op circa 1,5 miljoen.
Een onvoorstelbare humanitaire catastrofe is hiervan het gevolg. Goedbedoelde initiatieven krijgen weinig kans: kindsoldaten die door UNICEF waren gedemobiliseerd, zijn aangetroffen als instructeurs in diverse opleidingscentra, zoals het bovengenoemde Mandro. De kinderen gebruiken zware drugs voor hun criminele expedities. Proliferatie van wapens en propaganda van etnische haat door politieke en intellectuele leiders heeft een cultuur van geweld opgeroepen die de basis vormt voor afschuwelijke wreedheden en moordpartijen.
Wat de fauna betreft: Oegandese militairen, rebellen, leden van milities en individuele stropers, allen jagen op beschermde dieren, zoals nijlpaarden, gorillas, gazellen, neushoorns enz. Door hun optreden staat thans de befaamde okapi op uitsterven. Men jaagt voor het voedsel, maar vooral voor de handel, zoals in ivoor, de hoorn van de neushoorn, en de huid van luipaarden, okapis en leeuwen, objecten die erg geliefd zijn bij buitenlandse soldaten en MONUC-personeel. Op rivieren en meren wordt voor de visvangst thans gebruik gemaakt van vergif, explosieven en fijnmazige netten waardoor veel unieke vissoorten dreigen uit te sterven.
De flora wordt niet minder bedreigd. Na de destructie ten gevolge van het verblijf van Rwandese Hutu vluchtelingen tussen 1994 en 1996, worden de wouden nu ongecontroleerd geplunderd: brandhout voor de bevolking en vooral hardhout voor de export door Oegandese handelaars. Bombardementen met napalm en fosfor hebben uitgestrekte gebieden platgebrand. Deze situatie veroorzaakt klimaatveranderingen die, gezien het belang dat de Congolese wouden vertegenwoordigen vanwege hun longfunctie en als barriere tegen de verwoestijning die Afrika bedreigt, schadelijk zijn voor de hele aarde.
Het rapport geeft tenslotte een opsomming van materiele schade, zoals vernielde lagere en middelbare scholen, dorpen, bruggen, medische en commerciële centra enz., doorgaans het resultaat van blinde haat en zinloze vernielzucht, aangesticht door lieden die alleen geinteresseerd zijn in diefstal en uitplundering van het gebied. Dit, nog afgezien van het afslachten en de roof van hele kuddes vee: naar schatting zijn 25 miljoen stuks vee, de economische basis van honderdduizenden mensen, de afgelopen vier jaar spoorloos verdwenen.

Ituri is een kruitvat dat reeds in brand staat! Het gebied moet worden uitgeroepen tot zone d'urgence, waar zelfs het overleven van de bevolking bedreigd is. Dit is de overtuiging van de AMCP die het rapport heeft opgesteld. Schuldig aan deze situatie zijn zeker Congolese mafieuze politiek-militaire leiders, waarvan velen met naam en toenaam in het rapport vermeld worden. Echter de hoofdschuldige bevindt zich aan de andere kant van de grens: Oeganda is heden voor 80% verantwoordelijk voor de volkerenmoord die plaats heeft in het Ituri-district vanwege zijn machiavelliaanse politiek van "Verdeel, heers en plunder!" en vanwege de wapenhandel die het heeft georganiseerd midden in het conflictgebied.

In de aanbevelingen doet de AMCP (ondermeer) een beroep
- op de inwoners van Ituri om een Vredescomite op te richten om de achtergronden van het conflict te analyseren en te zoeken naar een duurzame vrede, om zich verre te houden van lieden die tweedracht en etnische haat zaaien en om aan sociaal-economisch herstel te werken,
- op de IPPNW (Internationale organisatie van artsen voor vrede, waarvan de AMCP geassocieerd lid is) om zusterorganisaties te mobiliseren tot steun aan vredesinitiatieven in Congo, om een gesprek te organiseren met de presidenten van de oorlogvoerende landen, VN-vertegenwoordigers en Humanitaire en Ecologische organisaties, fondsen te mobiliseren voor vredesinitiatieven in Ituri en humanitaire hulp te leveren aan de bevolking;
- op de VN om haast te maken met het vredesproces en de terugtrekking van alle vreemde troepen, om de schuldigen aan massamoorden voor het Internationale Strafhof te brengen en een systeem van wapencontrole tussen Oeganda en de RDC in het leven te roepen,
- op de buitenlandse staten die agressie plegen tegen Congo om hun militaire avontuur te stoppen omdat deze een humanitaire ramp voor Congo is en bovendien gepaard gaat met systematische economische plundering, vernietiging van het milieu en massale schendingen van mensenrechten.

De volledige franse tekst van het dokument is bij ons via e-mail te verkrijgen.

31 oktober 2002

Human Rights Watch heeft 31/10/02 een brief aan de Veiligheidsraad van de VN gepubliceerd waarin gewaarschuwd wordt voor etnische zuivering in Ituri. Men schrijft o.a. dat de laatste weken honderden burgers zijn omgekomen in de Oost-Provincie, in Zuid-Kivu en Ituri, sommigen vanwege politieke redenen en anderen vanwege hun etnische afkomst. Twee miljoen mensen zijn ontheemd. Half oktober veroverde een coalitie van de Mai-Mai en Banyamulenge de stad Uvira in Zuid-Kivu op de rebellenbeweging RCD-Goma, die gesteund wordt door Rwandese en Burundese troepen. Op 19 oktober nam de RCD-Goma de stad weer in met hulp van Rwandese en Burundese militairen. Deze troepen vermoordden een groot aantal burgers. Bij de conflicten in Oost-Congo gaat het volgens HRW om de controle over de grondstoffen, goud, coltan, diamant en hout. Een speciaal team van de VN heeft in een onlangs verschenen rapport Rwandese en Ugandese legerofficieren veroordeeld die zich verrijken door illegale exploitatie van de Congolese grondstoffen. Lokale conflicten worden door vreemde legers aangewakkerd om controle te houden over het gebied en de rijkdommen makkelijker te kunnen plunderen. Over de gebeurtenissen in Nyankunde (Ituri) schrijft HRW als volgt:

"In early September, another branch of the RCD, the RCD- Liberation Movement (RCD-ML) and militias of the Ngiti ethnic group attacked the town of Nyankunde, about 20 kilometers west of Bunia in Ituri province. A survivor of the attack said, "Thousands of Ngiti came down in groups to loot: men, women and children, all armed with machetes, axes, knives, arrows and bows, spears and fire arms." The attackers killed members of the Hema ethnic group and others said to have collaborated with them. They killed patients in their hospital beds, medical personnel of the Nyankunde hospital, and a local official. Some 200 people are estimated to have died in this attack and one several weeks earlier carried out by the largely Hema Union des Patriotes Congolais (UPC) against RCD-ML supporters and the Ngiti."