De plundering van grondstoffen uit Oost-Congo heeft volgens het laatste VN-rapport op dit moment vooral betrekking op goud en diamanten. Een tijdje terug ging het vaak over coltan, een grondstof die o.a. van belang is voor de productie van mobieltjes. Maar aangezien de prijs op de wereldmarkt voor deze grondstof in de loop van dit jaar daalde, nam de belangstelling voor de plundering van Congolese coltan, mede door de publiciteit erover, af. Goud en diamanten worden echter nog steeds via de buurlanden van Congo, Rwanda en Uganda, naar de Westerse en Aziatische markten gesmokkeld. (Zie voor het rapport de website van de VN-Veiligheidsraad onder 23 oktober 2003)
Het idee om VN-experts de grondstoffenroof te laten uitzoeken, en daarbij tevens de link aan te geven tussen deze roof en de voortwoekerende oorlog, ontstond een paar jaar terug. In april 2001 kwam het eerste rapport uit. Dit was geschreven onder leiding van een zeer voortvarende Afrikaanse deskundige, mevr.Safiatou Ba-N'Daw. Het rapport werd echter door Westerse landen, vooral ook door de Nederlandse regering, bekritiseerd en onderuit gehaald. Mevr. Safiatou waagde het om Westerse donorlanden aan te klagen die zij medeplichtig achtte aan de continuering van het conflict. De leiders van Uganda en Rwanda, Museveni en Kagame, werden genoemd als de "peetvaders" van de illegale exploitatie van Congo' s rijkdommen. Dit was natuurlijk tegen het zere been van het Westen, daar juist deze leiders goede betrekkingen hebben met het Westen en veel ontwikkelingshulp krijgen. Safiatou werd ontslagen en een nieuwe ploeg VN-experts werd benoemd onder leiding van de Egyptenaar Kassem.
Er zijn ook een aantal bedrijven en individuen waar de VN-experts nog niet helemaal mee klaar zijn, maar deze worden doorverwezen voor verder onderzoek. Dat zou dan moeten gebeuren door de zg. NCP's (de nationale contactpunten in m.n.Westerse landen voor controle op de toepassing van OECD-richtlijnen) of door regeringen, in landen waar geen NCP's zijn. Dat wil zeggen dat een groot aantal bedrijven en individuen door de VN-experts met rust gelaten worden. Op deze lijst komt een hele reeks Ugandesemilitairen en zakenlieden voor die direct betrokken zijn bij de plundering, maar dit volledig ontkennen.
Dan zijn er nog bedrijven en personen die niet met de VN-experts hebben willen praten. Hier horen een reeks Rwandezen bij, maar ook Ugandezen, en enkele Belgen. Voor Nederland wordt het bedrijf CPH (Chemie Pharmacie Holland) genoemd; verder komt Nederland in het rapport niet voor.
De plundering gaat door, aangezien vooral Ugandezen en Rwandezen niet meegewerkt hebben met het VN-panel. Het heeft daarom niet veel zin volgens ons om Westerse bedrijven aan te pakken. Men kan daar natuurlijk een succesje mee behalen, omdat deze bedrijven meestal wel gevoelig zijn voor de publieke opinie, maar de zaak wordt daar niet echt mee opgelost. De Westerse bedrijven kunnen gemakkelijk hun grondstoffen uit andere regionen van de wereld halen en hun banden met Rwandese of Ugandese plunderaars verbreken.
Maar er zijn andere bedrijven in de wereld, bv. in Kazakhstan, Thailand en andere landen waar geen actiegroepen actief zijn, die natuurlijk hun handel voortzetten. Ook lopen er nog heel wat schurken in de wereld rond die verdienen aan de illegale handel en die ook genoemd worden op de "zwarte lijst" van de VN-experts. Deze schurken zijn meestal tevens de leveranciers van wapens aan allerlei milities.
Wat in de eerste plaats moet gebeuren, is het doorbreken van de wapenstroom. Het is bekend dat de wapens waarmee in Oost-Congo gevochten wordt uit Rwanda en Uganda komen. Daarom is een internationaal embargo op wapens naar deze landen een begin om vrede te verkrijgen en wellicht een signaal dat de internationale gemeenschap het ernstig meent met haar bezorgdheid over het lot van de Congolese bevolking.
Nelly Koetsier