Verslag Congo-reis

aug - sept 2004

Inleiding

De vorige keer dat we besloten hadden naar Congo te gaan was in mei 2002. Congo-Ned had toen een uitnodiging gekregen van de organisatie "Paix-sur-Terre" om naar Kisangani te komen en een internationaal symposium voor de vrede bij te wonen. Helaas ging deze reis niet door omdat Rwandese troepen en rebellen van RCD-Goma de stad onveilig maakten en het houden van een vredessymposium verhinderden.

In augustus 2004 lukte het ons wel om Congo te bezoeken en zelfs om naar Kisangani te vliegen, de stad waar één van ons dertig jaar geleden docent aan de universiteit was. De geschiedenis van Kisangani van de laatste jaren is getekend door oorlog: het kerkhof met de talloze kruizen en de verbrande huizen in de wijk Tshopo getuigen van de wreedheden die tegen de bevolking zijn begaan. Nog steeds wachten de mensen op gerechtigheid, op genoegdoening voor het leed hen aangedaan. Ook zijn de landelijke gebieden nog onveilig vanwege de mijnen die door Ugandese en Rwandese legers gelegd zijn. Maar er is hoop, er is dynamiek en vertrouwen dat Congo zal herrijzen. Kisangani maakt weer deel uit van Congo, de legers die de stad bewaken zijn regeringslegers en de commandant van de regio, generaal Padiri, een vroegere Mai-Mai-leider, heeft de rust weten te herstellen.

De Congolese bevolking wil vrede, men heeft genoeg van de oorlog. Dat geldt niet alleen voor Kisangani, maar ook voor Kinshasa, waar de politieke besluitvorming plaatsvindt en voor de provinciestad Mbanza-Ngungu in Bas-Congo.
Tijdens ons bezoek hebben we in Kinshasa, Mbanza Ngungu, Kisangani en omgeving gesproken met vertegenwoordigers van diverse organisaties in de Congolese maatschappij: mensenrechtenorganisaties, société civile, ontwikkelingsorganisaties, boerenorganisaties, universiteit van Kinshasa, politiek- en maatschappelijk geëngageerden, etc. waarvan u in het verslag een rapportage vindt. In de annex vindt u ons reisplan en een groot aantal namen. Tot slot geven we nog een nabeschouwing.

Nico Dekker
Nelly Koetsier

Amsterdam, 20 september 2004

Dagboek 1

Onze eerste indruk van Kinshasa is dat er een enorme bedrijvigheid heerst in de stad. Er is zelfs al een begin van toerisme: met de Belgische toeristenclub Go Congo maakten we zondag 15 augustus een tochtje over de rivier naar het vissersdorp Kinkolé. Langs de waterkant leven de gezinnen van de vissers in armoedige optrekjes. Kinshasa is een uitgestrekte stad van ongeveer tien miljoen inwoners. Er zijn overvolle arme wijken, waar het krioelt van de mensen die van een handeltje proberen te overleven, er zijn wijken waar meer groen is, zoals de Mont Ngafula, waar de campus van de universiteit is en er zijn wijken als Ngaliema waar de beter gesitueerden achter hoge muren wonen. Er zijn mensen die geen werk hebben of werk dat ver beneden hun niveau is, zoals hotelpersoneel dat gestudeerd heeft en nu voor de gasten kamers schoonmaakt, er zijn veel straatjongens die om geld bedelen, de hoofdwegen zijn vol verkeer van auto's die met mensen volgeladen zijn en die hobbelend en zigzaggend over de slechte wegen toeren. Het verschil tussen Kinshasa met onze Westerse wereld is groot; bij ons ziet alles er geregeld en schoon uit en hier is veel chaos en troep. Maar, aan de andere kant, er is hier ook een sociale manier van omgang met elkaar die het kille Westen ontbeert. Men is hier gewend datgene wat men heeft te delen met familie, vrienden en gasten. Nu zijn wij dus gasten in Congo en we zijn vol verwachting of we door onze ontmoetingen en gesprekken er achter kunnen komen welke richting dit land op zal gaan.

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

Aan het begin van ons verblijf in Kinshasa hebben we gesprekken met twee vooraanstaande leden van de Congolese samenleving, Maître Firmin Yangambi Libote en Rigobert Minani Bihuzo s.j..

Firmin Yangambi kennen we al vele jaren. Hij is jurist en heeft zich vanuit zijn standplaats Kisangani sterk ingezet voor de belangen van de bevolking van die stad. Tegenwoordig verblijft hij doorgaans in Kinshasa waar hij veel contacten heeft in politieke kringen en waar hij zijn invloed aanwendt voor een vreedzame overgang naar democratie. Zo organiseerde hij als voorzitter van de organisatie Paix-sur-Terre/RDC eind 2003 een drukbezocht atelier over de rol van de media in de transitieperiode.

Père Minani is woordvoerder van de organisatie RHODECIC. Dit is een platform van ongeveer 60 ngo's voor de mensenrechten van christelijke signatuur uit het hele land. De Groupe Jérémie, waarvan Minani coördinator is, is één van deze ngo's. Vanwege zijn deskundigheid wordt hij vaak door de kerken om advies gevraagd over kwesties die de mensenrechten aangaan. Hij is sterk betrokken bij de bewustwordingscampagne van de gezamenlijke Congolese kerken die ten doel heeft de bevolking voor te bereiden op de komende verkiezingen.

In beide interviews hebben wij onze gesprekspartner gevraagd in te gaan op drie kwesties die op dit moment erg in de belangstelling staan: - de internationale conferentie voor vrede en veiligheid in het gebied van de Grote Meren,
- de voorbereiding van de verkiezingen,
- de nationaliteitenkwestie

Gesprek met Mr Firmin Yangambi, op 16 augustus 2004 op het terras van Guesthouse de Macampagne, commune Ngaliema, Joli Parc, Kinshasa.

De Internationale Conferentie wordt door de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie voorbereid ten behoeve van vrede en ontwikkeling in het Grote-Merengebied. In Congo is al heel wat gediscussieerd over de vraag welke landen zouden moeten meedoen aan een dergelijke conferentie. Het gaat om de vier direct betrokken landen, de DRC, Rwanda, Burundi, Uganda, verder ook om Kenya, omdat de discussies van de VN en de Afrikaanse Unie in Nairobi plaatsvinden. De Congolezen vinden dat als het over vrede, veiligheid en economische ontwikkeling gaat, het aantal deelnemende landen groter moet zijn: als Tanzania uitgenodigd wordt in verband met vrede in Burundi, dan moet ook Angola uitgenodigd worden in verband met vrede in Congo, en ook andere buurlanden van Congo zouden moeten meedoen.

Wat de Grote-Merenregio is, is sowieso niet erg duidelijk. Afrika is onder te verdelen in diverse regio's, bijvoorbeeld Centraal-Afrika en Oost-Afrika. Bij het Grote-Merengebied gaat het om een subregio die door Mobutu werd bedacht. Zijn idee van een Grote-Merenregio leidde tot de oprichting van de CEPGL (Communauté Economique pour les Grands Lacs). Hierdoor kregen de Rwandezen vrij toegang tot (het toenmalig) Zaire en tot de rijkdommen van Oost-Congo. Dit leverde toen al in de Oostelijke provincies frustraties op, maar dat interesseerde Mobutu weinig.

De vraag wie uiteindelijk gaan deelnemen aan de Internationale Conferentie is overigens nog niet helemaal geregeld. Er is een nationaal comité dat zich er mee bezighoudt, waarin mensen zitting hebben die benoemd zijn door president Kabila, met de heer Hamuli als voorman. Het feit dat er geen sprake is van een werkelijke vertegenwoordiging vanuit de basis wekt ergernis. De bevolking is in meerderheid voor het principe van een internationale conferentie over vrede en veiligheid, maar niet op korte termijn. In Congo is men valikant tegen een verdeling van het land; Congo moet één en ongedeeld blijven. Er kan geen sprake van zijn dat Kivu afgescheiden wordt en als een wingewest voor de buurlanden zal gaan dienen. In verband met een internationale conferentie en een eventueel daaruit voortvloeiende economische unie met buurlanden zal Congo duidelijke voorwaarden moeten stellen om er voor de zorgen dat gemaakte afspraken in het belang van Congo zijn.

Een complicerende factor is dat Congo niet eens echt van de oorlogssituatie af is. Dit is het gevolg van het gedrag van bepaalde militairen in de Kivu's die voorheen deel uitmaakten van de RCD-Goma. De RCD-Goma heeft onevenredige invloed op de veiligheid, ondermeer vanwege de positie van haar leider Ruberwa, thans één der vice-presidenten van Congo. Zolang de RCD zich alleen blijft interesseren voor de Banyamulenge en niet voor de rest van de Congolezen dreigen er conflicten.

En tenslotte: Wat kan de Internationale Conferentie toevoegen aan de verdragen tussen Congo en Rwanda en Uganda die al gesloten zijn? De Congolezen zouden zich vooraf een aantal vragen moeten stellen: Wat verwacht men ervan? Welke concrete maatregelen zouden er uit voort moeten komen? Moet er niet eerst een referendum komen om de bevolking zich te laten uitspreken over de zin van een internationale conferentie? Welke plaats gaat gerechtigheid voor de slachtoffers van de oorlog krijgen?

Wil men echt veiligheid in de regio, dan moet duidelijk zijn dat een verdrag waarbij Ruberwa optreedt als vertegenwoordiger van Congo door de Congolese bevolking niet zal worden gepruimd. Een regeling onder internationale druk die alleen met Banyamulenge rekening houdt zal niets oplossen, alleen gevaarlijke complicaties geven! De Congolezen zullen dit niet accepteren. De verwachting is trouwens dat Kagame zich niets zal aantrekken van verplichtingen die eventueel uit een internationale conferentie zouden voortvloeien. De doelstellingen van een dergelijke conferentie interesseren hem niet.

Het tweede onderwerp waarover we met Yangambi praten zijn de verkiezingen. Wie vindt dat het houden ervan nog te vroeg is, heeft niet helemaal ongelijk. Voor goed verlopende verkiezingen is veel nodig: een betrouwbaar leger, een goed georganiseerde politie, een goede infrastructuur etc. Deze problemen zijn nog niet opgelost.

Maar, aan de andere kant, wie verkiezingen voor Congo voorbarig vindt denkt teveel vanuit Europa. Men moet vooral niet streven naar optimale condities, maar naar aanvaardbare minimale condities. Congolezen willen dat de verkiezingen door gaan en zetten er op in omdat men er van overtuigd is dat het huidige politieke systeem niet in staat zal zijn de problemen van het land op te lossen. Er zitten nu 400 personen aan de top die de politiek bepalen, allemaal niet-gekozen, met een president en 4 vice-presidenten. Allen hebben hun eigen belangen op het oog en zijn voortdurend met elkaar in conflict. Het volk zal dit niet lang meer accepteren.

Wat de veiligheid aangaat, die nodig is om verkiezingen te houden: deze is op dit moment alleen in Noord- en Zuid-Kivu onvoldoende. Maar in steden als Kisangani en Kindu is al een minimum aan veiligheid aanwezig. In Zuid-Kivu is het verenigde leger bezig orde te creëren; zelfs in Goma zal het binnenkort zover zijn. Voeg daarbij een versterking van de militaire waarnemers van MONUC aan de grenzen en het sturen van een snelle-interventiemacht waarover in de VN momenteel gesproken wordt. Tezamen moet dit voldoende zijn voor de 'minimale veiligheid' die nodig is voor het houden van verkiezingen. Mocht deze veiligheid ontbreken in een fractie van het land dan kan men daarom niet het hele land in de wachtkamer zetten. Ook in Ituri is vooruitgang: er is een nieuwe districtscommissaris, een lijst van militieleden die in het leger geintegreerd moeten worden en een door Belgen getrainde brigade.

Als de wetgeving rond is, zullen de verkiezingen als volgt gehouden worden: Binnen een bestek van circa 6 weken komen er lokale (per commune), regionale, parlements- en presidentsverkiezingen. Er zijn 300 partijen die mee willen doen, maar zes zijn er het belangrijkst: PPRD (Parti du Peuple pour la Reconstruction et la Democratie), UDPS, MLC, RCD, Christendemocraten, en nog wat partijen die zich aaneengeloten hebben. Vooraf aan de verkiezingen komt er een referendum over de staatsvorm; het wetsontwerp daarover ligt bij de senaat. (Noot van de schrijver: op onze laatste dag in Kinshasa geeft Yangambi een aanvulling op het verkiezingsproces, zie verderop in dit verslag)

De nationaliteitskwestie is in het parlement aan de orde. Bij de Rwandofonen (de Rwandees sprekenden) speelt een onecht argument mee. Het gaat hen niet eens zozeer om het verkrijgen van de Congolese nationaliteit, (dat zal volgens de wet geregeld worden), alswel om het voordeel dat ze willen behalen uit de claim een 'minderheid' te vormen. Als minderheid menen ze recht te hebben op bepaalde quota in het parlement, de legerleiding enz. Dit is onaanvaardbaar want er zijn meer dan 400 etnische groepen in Congo, dus iedereen behoort tot een minderheid. Als alle etnische groepen een eigen quota zouden eisen, wordt het land onbestuurbaar.

Bovendien verzetten de Rwandofonen zich tegen de uniciteit van de Congolese nationaliteit. Zij willen tegelijk Rwandees blijven. Ook dit is momenteel onaanvaardbaar. Rwanda heeft agressie gepleegd tegen Congo en de regering in Kigali spreekt herhaaldelijk nog dreigende taal. Wie Congolees is, moet zich loyaal opstellen tegenover Congo en in een conflict de kant van de Congolezen kiezen. Men kan niet ineens van nationaliteit verwisselen en voor Rwanda kiezen. Dit probleem speelt alleen in een klein deel van het land, de Kivu's. In Congo hebben we te maken met 60 miljoen inwoners, de Rwandofonen maken daar maar een heel klein deel van uit. Ze zijn er echter wel in geslaagd de aandacht van de internationale gemeenschap te krijgen. Maar we moeten niet vergeten dat het hier om standpunten van enkele extreme leiders gaat; de meeste Rwandofonen voelen zich voornamelijk Congolees. Overigens zal de nieuwe wet over de nationaliteit niemand zijn Congolese nationaliteit ontnemen wanneer deze verkregen is op grond van de vroegere wet van 1982. Pas als Congo een stabiel land geworden is, zoals Nederland, kunnen de regels over de nationaliteit verruimd worden.

Gesprek met père Minani op woensdagochtend, 18 augustus 2004, in zijn kantoor CEPAS aan de place Royal, building "Le Royal", Gombe, Kinshasa. (CEPAS staat voor: Centre d'Etudes pour l'Action Sociale)

Volgens Minani is het gevaarlijk om over "de Grote-Merenregio" te spreken. Men denkt dan aan Rwanda, Burundi en een deel van Congo. Een dergelijke regio is een fictie die impliceert dat een deel van Congo kan worden afgesplitst. Congo, Rwanda, Uganda en Burundi horen tot de regio Centraal-Afrika, waar ook landen als Angola, Congo-Brazzaville, Zambia, Sudan enz. toebehoren. Deze landen horen deel te nemen aan een internationale conferentie over de regio.
Het idee van een internationale conferentie was bedoeld om de oorlog in Congo op te lossen. Aan die oorlog deden 12 landen mee. De Société Civile heeft over deze kwestie een dokument gemaakt voor het Congolese Nationale Comité om Ibrahima Fall, die door de VN is aangesteld de conferentie te organiseren, op de hoogte te stellen van haar standpunt. Minani is van mening dat de conferentie het proces van democratisering in Congo doorkruist. Men wil een snel akkoord waarbij cruciale kwesties als de moordpartijen, de plunderingen, de milieuvernietiging niet aan de orde komen. Mensenrechten vormen zelfs geen onderdeel van de plannen voor de conferentie!

Verscheidene westerse landen, waaronder Nederland, hebben gevoelens van spijt (remords) over hun steun aan Rwanda en Uganda terwijl hun legers in Congo oorlog voerden. Men wil het nu snel over de boeg van economische samenwerking gooien. Een ander voorbeeld van westerse inspanning in het gebied is INICA waarvan Nederland voortrekker is. (INICA is een initiatiefgroep die de economische ontwikkeling van de regio, met name van Oost-Afrika en aangrenzende landen op het oog heeft). Opnieuw staat hier het belang van de landen waarmee Nederland een ontwikkelingsrelatie heeft, namelijk Rwanda, Uganda en ook Kenya, voorop. De bedoeling is dat Congo zijn grenzen opent voor de buurlanden zodat zij winst kunnen halen uit de rijkdommen van Congo.

Minani spreekt over het verschil tussen de diplomatie van Frankrijk, België en Amerika in vergelijking met die van Nederland. Nederland heeft een traditionele opvatting van diplomatie: men onderhoudt contact met de regering, maar niet met de société civile, de ondernemers of de kerken. Dit in tegenstelling tot de drie eerder genoemde westerse landen. We zouden volgens hem de nieuwe Nederlandse ambassadeur hierop eens kunnen aanspreken.
Kritiek heeft père Minani op de houding van Nederlandse ngo's met name Novib, die de kant van de rwandofonen, Rwandees-sprekenden in Congo, kiest. Deze keuze geldt echter niet voor alle leden van Eurac, de overkoepeling van ngo's uit Nederland, België en enkele andere Europese landen, waar Novib ook lid van is. Hij vraagt zich af of de Nederlandse regering en Nederlandse ngo's wel goed inzicht in de geografie hebben: Congo, een land met ruim 60 miljoen inwoners, is aanzienlijk groter dan Rwanda, Uganda en Kenya samen. De Rwandofonen, waarop Nederland zoveel aandacht richt, maken daar maar een zeer klein deel van uit. Het is van het grootste belang dat Nederland meer begrip krijgt voor de werkelijke verhoudingen. Een groot land als Congo kan een stabiele factor in Centraal-Afrika worden en zou dan de andere kleinere landen kunnen meetrekken op het gebied van economische groei. Maar hierbij past geen binnenrukken in Congo door de legers van de buurlanden om te vechten en te plunderen. Aan die stabiliteit van Congo zou door Nederland bijgedragen kunnen worden. Dan moet Nederland eerst de keuze maken om Congo als volwaardige partner te erkennen.

Minani is zeer stellig: het proces naar verkiezingen is onomkeerbaar. De problemen die worden aangevoerd met betrekking tot de organisatie ervan zijn oplosbaar. Leden van Rhodecic zijn in het hele land bezig de verkiezingen voor te bereiden. De kerken hebben gezamenlijk een protocol getekend over de begeleiding van het verkiezingsproces.Zij kunnen samen rond 22 miljoen kiezers bereiken. In de grote steden kan men rekenen op de société civile om de mensen bewust te maken van wat er op het spel staat.

Alvorens er verkiezingen gehouden worden, moeten enkele wetten aangenomen zijn, waar het parlement zich op dit moment over buigt, met name die met betrekking tot de decentralisatie, het verlenen van amnestie en de kwestie van de nationaliteit. Er zijn enkele gebieden waar nog steeds geweld heerst, zonder uitzondering gebieden waar buurlanden wanorde hebben veroorzaakt. Minani is het meest bezorgd over Noord-Kivu, het gebied rond Goma en dat van Masisi. Minani vindt dat in Noord-Kivu de militaire commandant van die regio, een rwandofoon, vervangen behoort te worden. In Ituri is de etnische tegenstelling door Ugandese officieren veroorzaakt. Momenteel is er meer hoop op pacificatie door de stationering van de Ituri-Brigade en door MONUC. In Zuid-Kivu had Rwanda nooit meer dan alleen de grote steden onder controle. De dorpen werden door de Mai-Mai gecontroleerd. Ter ondersteuning van de vrede denkt Minani dat een legermacht van SADC (Southern African Development Community) nodig zou kunnen zijn.

De amnestiewet kan voor problemen zorgen daar niet duidelijk is voor wie deze zal gelden. Officieel zal aan degenen die in de oorlog politieke misdrijven hebben begaan amnestie verleend worden, maar het is de vraag wat onder die definitie valt. En ander twistpunt is: de moord op de vroegere president Laurent Kabila. Was dit een politiek delict of gewone moord, met andere woorden geldt hiervoor straks ook de amnestie? En dan de massale moordpartijen die in het Oosten hebben plaatsgehad. Daar moet in elk geval genoegdoening voor de bevolking komen.

Over decentralisatie wordt gesproken in verband met de eis van Banyamulenge om Minembwe tot autonoom gebied te verklaren. Verder wordt er weleens gesproken over Ituri als zelfstandige provincie. Deze zaken zullen nog in het parlement aan de orde zijn. De financiële middelen ontbreken echter om tot vergaande decentralisatie te komen.

De DDR (het programma voor demobilisatie, demilitarisatie en reïntegratie van vroegere rebellen) is een punt dat internationaal veel aandacht heeft. Volgens Minani is het gevaarlijk om veel geld uit te trekken voor DDRRR (het programma voor ontwapening van de Rwandese militairen en milities). Van een ontwapening van Rwandezen is tot nu toe weinig terecht gekomen; gebleken is dat gedemobiliseerden later weer naar Congo gestuurd werden om te vechten.

Inhakend op de actualiteit (het bloedbad in Gatumba, Burundi, op 13 augustus) zegt pere Minani nog, dat het belangrijk is om in de gaten te houden dat Congo nooit massacres in buurlanden heeft aangericht, dit in tegenstelling tot wat Uganda en Rwanda in Congo gedaan hebben. De moordpartij in Burundi dreigt door Rwanda gebruikt te worden voor nieuwe agressie tegen Congo. In feite ging het om een wraakneming door de Burundese rebellengroep FNL, waar Congo part nog deel aan heeft.

Dagboek 2

Zaterdagmiddag bezoeken we de FIKIN (Foire Internationale de Kinshasa). Diverse organisaties hebben daar hun producten tentoongesteld, ook ADIMIR. (Association pour le Developpement Intégral en Milieu Rural) ADIMIR staat onder leiding van dokter Mbaya. De organisatie heeft een landbouwgebied op de weg naar Bandundu, dat we wegens tijdgebrek helaas niet hebben kunnen bezoeken. Men verbouwt er ondermeer maniok en ngai-ngai (een zuringachtige plant). Van de maniok heeft men mpondu in gedroogde vorm gemaakt in pakjes van 200 gram op een manier zodat de voedingswaarde behouden blijft. De ngai-ngai is ook op allerlei manieren verwerkt, o.a. in een confiture en een likeur. Dr Mbaya hoopt dat de producten van ADIMIR eens de weg naar Europa vinden. Een probleem is echter nog hoe men aan goed en aantrekkelijk verpakkingsmateriaal kan komen. Momenteel gebruikt men ondermeer tweedehandsflessen en potten omdat er geen geld is voor nieuw materiaal. We worden behalve door Dr. Mbaya ook begeleid door Mgr. Nelson Kamandji Ilunga. Hij is bisschop van de Vrije Katholieke kerk. Mgr Kamandji heeft in Kinshasa een centrum voor communicatie ingericht waar mensen kunnen leren met de computer om te gaan. Zowel Dr. Mbaya als Mgr. Kamandji zijn oorspronkelijk afkomstig uit de Kasaï. Zeven organisaties van voormalige Kasaïens, waaronder die van Mbaya en Kamandji, hebben zich in Kinshasa aaneengesmeed tot een Platform, de A7. Eén van die organisaties is NKONGA-UFD dat een regionaal programma voor vrouwen in Oost- en West-Kasaï heeft ontwikkeld en onder de inspirerende leiding staat van Chantal Tshibola. In Miabi (45 km verwijderd van Mbuji Mayi) wordt een programma van landbouw en veeteelt (varkens, kippen en eenden) begeleid, dat vrouwen moet weerhouden hun geluk te zoeken in de diamantenwinning. Men leert vrouwen haar eigen verantwoordelijkheid voor leven en inkomen te nemen. Het projekt wordt als een pilot-projekt beschouwd; men wil ook in andere plaatsen in Kasaï vrouwen inspireren om samen te werken aan een nieuwe toekomst, mits voldoende fondsen worden geworven.

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^


Produktaanbieding

Bezoek aan de Faculté de Polytechnique van de Universiteit van Kinshasa (UNIKIN) op 19 augustus 2004.

De campus van de UNIKIN ligt op ongeveer 25 km van de stad in heuvelachtig landschap. De gesprekken gaan over het universitaire onderwijs in Congo, speciaal dat in technische vakken, waaronder de informatica. Dit sluit aan op de e-mail wisseling die we vorig jaar met prof. Sumuna hadden en op onze zending boeken van een paar jaar geleden.
Ons bezoek bestaat uit drie delen:
- Gesprek over onderwijs en onderzoek aan de faculteit en over de problemen die men ondervindt.
- Rondleiding door het gebouw van de faculteit.
- Discussie over mogelijke contacten met Nederlandse wetenschappelijke instellingen.
Prof. Nkondi, de doyen van de faculteit, vertelt eerst over de structuur van de opleiding. De opleiding duurt 5 jaar en is verdeeld in 2 cycli: les graduats van 3 jaar en les epreuves (of années techniques) van 2 jaar. Voor toelating is een staatsdiploma nodig (Diplôme d'Etat), bovendien neemt de faculteit een toelatingsexamen (examen d'entrée) af. Wie het vereiste niveau niet heeft, kan een voorbereidingsjaar (Pré-polytechnique) volgen. Het eerste jaar is voor alle studenten gelijk, daarna kiest men voor een afstudeerrichting en bij aanvang van het 4e jaar voor een afstudeervariant (orientation).Er zijn 4 afstudeerrichtingen (grades), waarvan sommige weer onderverdeeld zijn in twee of drie orientations:
Bij Genie Civil kan men afstuderen in hydraulica, kunstwerken of transport/communicatie; bij Genie Electrique in electronica en electro-energie, en bij Genie Mécanique in mechanische constructies en electro-mechanica. De jonge opleiding voor Genie Informatique heeft nog geen afzonderlijke orientations.
Het vijfde jaar wordt afgesloten met het examen voor het diplôme d'ingénieur civil waarvoor de studenten een afstudeerscriptie (thesis of mémoire) hebben gemaakt. In de vakantie tussen het 4e en het 5e jaar volgen ze een stage van 6 weken.

De opleiding is in 1960 gestart. Sindsdien zijn ruim 800 ingenieurs opgeleid, waarvan 780 Congolezen en een stuk of 30 buitenlanders, Belgen, Burundezen, Rwandezen, Nigerianen, Tsjadiens en zelfs een Nederlander.

Prof. Nkondi vertelt een en ander over de geschiedenis van de faculteit. Men heeft in de eerste dertig jaar tot 1990 altijd wel problemen gekend zoals het tekort aan professoren. Er was een wetenschappelijke staf waarvan veel Belgen deel uitmaakten; ook waren er Belgische visiteurs. In 1990 ontstond er een breuk omdat de Belgische regering zich distantieerde van Mobutu. De Belgische coöperanten werden allemaal teruggetrokken. Op dat moment was 47% van het docentencorps van de faculteit Belgisch. Dus er werd een groot gat geslagen in het onderwijs aan de studenten. Ook viel de financiering van de faculteit grotendeels weg: Men kon geen boeken meer aanschaffen, geen nieuwe apparaten verwerven, geen investeringen meer doen, etc. Pas sinds 2 jaar is de Belgische samenwerking op zeer beperkte schaal hervat.

In de laatste jaren zijn 20 afgestudeerden naar België of Duitsland gegaan om te promoveren (doctorat). Slechts enkele zijn teruggekeerd. De reden dat men niet terugkeert is dat in Congo de salarissen zeer laag zijn en onregelmatig uitbetaald worden. Een assistent verdient 16 000 FC (franc congolais) ofwel minder dan $ 50 per maand, het hoogste salaris dat een hoogleraar kan bereiken is iets minder dan $ 100 per maand. Ook een reden om niet aan de universiteit te gaan werken is, dat internationale bedrijven als Vodacom, Celtel en Oasis veel meer betalen; een jonge ingenieur verdient al meteen $ 1000 per maand.

De doyen benadrukt dat de kwaliteit van de afgestudeerden heel hoog is waardoor ze vaak gemakkelijk een baan in het buitenland (vooral in Belgie) krijgen. Via een programma in België, MIDA/OIM, wordt getracht Congolezen die in het wetenschappelijk onderzoek werkzaam zijn voor kort tijd (2 à 3 weken) naar Congo te laten terugkeren om daar onderwijs te geven. Tot nu toe is dat vier keer gebeurd.

Prof. Sumuna Temo ne Dikayi, vice-doyen voor het onderwijs, schetst vervolgens de wijze hoe de faculteit de problemen heeft opgevangen die ontstaan waren door het plotselinge vertrek van de Belgische collega's in 1990. De Congolese professoren hebben eerst allen dubbele taken op zich genomen, maar in de jaren die volgden hebben ze een deel van de afstudeerprogramma's moeten schrappen. Hij is blij dat sinds 2 jaar de samenwerking met België enigszins is hervat.

Prof. Mulanza Sawuba, vice-doyen voor wetenschappelijk onderzoek, vertelt ons vervolgens dat de apparatuur in de laboratoria voornamelijk bestaat uit erfstukken van vóór 1990, waardoor het wetenschappelijk werk stagneert. Toch kan nog steeds onderzoek worden gedaan op terreinen die belangrijk zijn voor het land, zoals in grondmechanica, materiaalkunde en energietransport. Men heeft voldoende kennis in huis, maar het geld ontbreekt, in zijn eigen woorden: "Les resources humaines sont là, mais les financement fait défaut". Prof. Mulanza benadrukt dat er in Congo grote taken liggen voor ingenieurs, zoals in de electriciteitsvoorziening, aanleg van spoorwegen en scheepsbouw. Maar er is geen geld beschikbaar om dergelijk werk op te pakken. De regering heeft helaas ook geen visie op de taken die hoger onderwijs in de maatschappij zou moeten vervullen.

We worden vervolgen rondgeleid door het faculteitsgebouw. Het maakt de indruk degelijk te zijn geconstrueerd, maar het is duidelijk dat er al jaren geen onderhoud meer is gepleegd. Wel is er nu een computerzaal ingericht en heeft de Amerikaanse organisatie CISCO er een regionaal opleidingscentrum voor informatica-onderwijs gevestigd.

Na de rondleiding praten we nog na over de vraag wat Nederland voor de faculteit kan doen: De professoren zouden het op prijs stellen om samen te werken met Nederlandse instellingen voor toegepast wetenschappelijk onderzoek. Zo zou men op het gebied van hydraulica, een voor Congo erg belangrijk terrein, graag met de Universiteit van Delft samenwerken, dat op dit gebied internationale faam heeft. Ook zou het belangrijk zijn als Congolezen die in Nederland wonen hun kennis zouden aanwenden om cursussen in Congo te geven. Onze werkgroep zou de Congolezen in Nederland hierop kunnen aanspreken. Maar wie betaalt hun reis en verblijf?
Volgens prof. Nkondi heeft een ambassade een fonds dat deze kan besteden volgens eigen keus. Hij vraagt ons bij de Nederlandse ambassadeur te informeren of de faculteit een project kan indienen; behalve aan steun voor cursussen gegeven door bv. expats, denkt hij aan beurzen voor studenten of de aanschaf van nieuw materiaal, zoals stoelen voor de collegezaal, boeken etc.

Dagboek 3

Bezoek aan een klein ziekenhuis op zaterdagochtend, 21 augustus. Het Medisch Centrum Phadispen-ADIMIR van dokter Mbaya ligt in een arme wijk van Kinshasa: quartier Kindele, commune Mont Ngafula. De opzet van het centrum was oorspronkelijk om zieke kinderen uit de wijk te behandelen. Het is echter uitgegroeid tot een "maternité", een centrum voor zorg voor moeder en kind. Een belangrijke activiteit is de hulp die geboden wordt bij bevallingen. Als we de poort binnengaan zien we rechts van ons een groep kinderen op een bank zitten. Dit zijn kinderen uit de buurt die in het centrum extra voeding krijgen, omdat ze ondervoed zijn. Bij het centrum werken acht verplegers, twee dokters (een pediater en een generalist), soms een chirurg, een apotheker, een laborant, enig administratief personeel en enkele moeders die de kinderen begeleiden. Er kunnen 15 patienten per dag geholpen worden; een stuk of acht patienten kan opgevangen worden voor observatie. Het gebouwtje is goed geconstrueerd is: het ziet er stevig uit. De ruimtes voor consultatie, bevallingen etc. zijn echter klein, sommige niet meer dan drie bij drie meter. Buiten het gebouwtje bevinden zich de ruimtes voor het laboratorium en de apotheek. Voor ons is dit ziekenhuis niet te vergelijken met wat we in Nederland kennen. De muren zijn kaal en de bedden simpel. Er is weinig, maar alles wordt wel bijzonder hygiënisch onderhouden. De arts vertelt dat het voorkomt dat men een moeder helaas niet goed kan helpen. Bijvoorbeeld als er bloedtransfusie nodig is. Het centrum heeft geen eigen bloedbank. Men kan bloed halen bij een groot ziekenhuis in Kinshasa; maar het geld is vaak een probleem. Te vroeg geboren babies leveren ook een ernstige probleem op, daar het ziekenhuis geen couveuse heeft. Er zijn kinderen gestorven door gebrek aan voorzieningen. We zijn erg onder de indruk van het werk van de artsen, verpleegsters en ander personeel. Met een minimum aan middelen verzorgen zij hun medemens.

Maandag 23 augustus, bezoek aan het Sociaal Forum te Mbanza-Ngungu

Op maandagochtend 23 augustus vertrokken we naar Mbanza Ngungu, de hoofdstad van Bas-Congo, een afstand van ongeveer 150 km westwaarts van Kinshasa in de richting van Matadi. De weg, althans de eerste 100 km, is prima: onlangs hersteld met geld van de EU. Het landschap is heuvelachtig; de weg heeft hier en daar scherpe haarspeldbochten. We passeren Kisantu, waarna we de eerste grote gaten in de weg tegenkomen die onze chauffeur dwingen op de rem te gaan staan. Om 11.00 uur bereiken we Mbanza Ngungu. De stad is fraai tegen de stijle heuvels gebouwd en was ooit door de kolonisatoren gewaardeerd wegens het aangename klimaat: 's nachts koel en overdag warm. Na enig navragen bij een paar overheidsfunctionarissen vinden we de plaats van de vergadering, een gebouwtje van de universiteit van Mbanza-Ngungu.

De ongeveer 25 deelnemers aan de bijeenkomst vertegenwoordigen ontwikkelingsngo's of boerenbonden (associations de paysans). Het thema is "Evaluatie van het Social Forum van Mbanza-Ngungu en omgeving". Het is duidelijk dat Victor Nzuzi, de leider van de boerenorganisatie GRAPR uit het dorp Kinti, de inspirator is voor de discussie over dit thema. Hij heeft dit jaar het World Social Forum in Mombai en voorafgaande jaren ondermeer de Europese en Afrikaanse Sociale Forums bezocht. Zijn doel is het gedachtengoed van de andersglobalisten over te brengen binnen zijn eigen gemeenschap en de rest van Congo.

De samenwerking tussen de ngo's en de boeren-associaties is overigens niet probleemloos, doordat de eersten als gevestigde instellingen nogal neerkijken op de basisorganisaties van boeren. Nzuzi moet van dit misprijzen niets hebben. Hij is er op uit het zelfbewustzijn en de actiebereidheid van de boeren te versterken: zij zijn immers de producenten, terwijl de ngo's voornamelijk geldvangers zijn die, zo vertelt hij ons later, nogal eens hun taak verzaken.

We krijgen de gelegenheid ons te presenteren. Hierna vertonen we gedeelten van de video's die we meegebracht hebben: de film van de NOS over de betrokkenheid van het Amsterdamse bedrijf Chemie Pharmacie Holland bij de grondstoffenplundering van Congo en een film over een boer en zijn zoon in de Haarlemmermeer. Uit de reacties op de eerste video blijkt dat velen zich niet hebben gerealiseerd wat hun landgenoten in het Oosten van het land de afgelopen jaren hebben doorgemaakt.

Na afloop van de vergadering wandelen door Mbanza Ngungu. Niemand kijkt hier op van blanken: er zitten verscheidenen VN-organisaties, en naar zeggen ook nog Belgische en Franse militaire instructeurs. We lopen een klein conservenfabriekje binnen, genaamd ACOTREPAL. De bedrijfsleider laat ons zien wat hij zou kunnen produceren, als er genoeg vraag was: gemberpoeder, eiwitrijk gemengd mais/rijst/soja-meel, pili-pili,.. Helaas hebben de mensen in de stad te weinig koopkracht, en bestaat er geen geschikt distributiesysteem dat de producten naar Kinshasa op de markt kan brengen. In een bijgebouw heeft hij twee apparaten voor de productie: een maalmachine en een roer-apparaat, die jaren geleden zijn aangeschaft met geld van een Nederlandse ngo. Maar inmiddels hebben alle Nederlandse ngo's hun aandacht verlegd naar Oost-Congo en Bas-Congo verlaten.

Vlak bij de stad ligt een terrein waar tuinbouw wordt beoefend. Er staat vooral veel look (voor de markt in Kinshasa) en kool. Men teelt volgens principes die men van buitenlandse, vooral Chinese, deskundigen heeft geleerd, met veel kunstmest en een hele rij bestijdingsmiddelen. Victor Nzuzi doet zijn best de tuinbouwer die ons rondleidt te overtuigen dat ze op deze manier de beurs van Westerse bedrijven spekken en dat al die rommel slecht is voor het grondwater.

Terug in ons hotelletje wordt weldra een avondmaaltijd geserveerd, op ons verzoek puur vegetarisch: rijst, bonen en mpondu. De eigenares verkoopt ook wat levensmiddelen, waaronder eieren: ze blijken afkomstig uit Nederland; ze kosten 70 FC per stuk, terwijl de lokaal geproduceerde eieren 100 FC kosten. Zo werkt de globalisering: Lokale scharreleieren leggen het af tegen Nederlandse marteleieren van batterijkippen.

Dagboek 4

Met een jeep van zestig jaar oud zijn we op dinsdagmorgen, 24 augustus, het achterland van Mbanza-Ngungu ingereden, richting INERA, een landbouwonderzoekscentrum. De weg, circa 25 km, voert eerst langs bosschages met palmen en bamboe, en door dorpjes waarin we als bezienswaardigheid worden gegroet. Dan zien we naast de weg ineens een bord dat we een spoorwegovergang naderen. Inderdaad is er een spoorrails en zelfs een stationnetje en een huisje voor een stationschef, maar de laatste trein is jaren geleden langsgekomen. We bereiken een uitgestrekte hoogvlakte. Rechts een hekwerk waarachter hier en daar roodbruine runderen te zien zijn. Het is een terrein van duizenden hectaren, dat zich naar zeggen uitstrekt tot de grens met Angola. Het is eigendom van een Belg die er al zit sinds de koloniale tijd, en zelfs door zijn goed relaties met Mobutu de zaïrisation heeft overleefd. Dan duikt tussen de bomen een bord op: INERA, instituut voor landbouwkundig onderzoek, en we staan midden op een ruimgebouwde nederzetting van stenen huizen en gebouwen. Bij een lokaaltje van INERA worden we opgewacht door vertegenwoordigers van boerenorganisaties uit de regio. Sommigen hebben er al een voettocht van vele kilometers opzitten. Er volgt een vergadering waaraan steeds meer mensen komen deelnemen. De boeren willen graag hun problemen kwijt, zoals over de slechte wegen waardoor de oogst soms blijft rotten op het land,en over de lage prijzen die men krijgt als er al een afnemer te vinden is. De kwaliteit van de zaden die in het gebied worden geproduceerd, zoals aardnoten en bonen, is prima. Victor Nzuzi wil dat de boeren meer gaan samenwerken om sterker te staan tegen de opkopers en zo betere prijzen te maken. De aanwezigheid van de chef de village maakt duidelijk dat men niet tegen de overheid ageert, maar juist op zoek is naar samenwerking. Victor en zijn vrouw Antoinette hebben een kleine woning naast de gebouwen van INERA. Anto moet zorgen voor acht kinderen en heeft ook nog een baan bij INERA, waarmee ze $6 per maand verdient. Verder verzorgt ze een paar varkens, waarvan er één zojuist heeft gebigd. Ondanks haar zware taken maakt ze een vitale en dynamische indruk. We worden uitgenodigd in de zitkamer waar een maaltijd voor de bezoekers is klaargemaakt. Buiten voetballen de kinderen met de oranje voetbal die we uit Nederland hebben meegenomen.

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^


Uitzicht bij INERA

Bijeenkomst in het kantoor van de CNONGD (Conseil National des ONG de Developpement) te Kinshasa op woensdag 25 augustus 2005

Aanwezig zijn vertegenwoordigers van verschillende geledingen van de Congolese samenleving zoals van de vakbonden, vrouwenorganisaties, media, enz. De bijeenkomst is belegd op voorstel van Victor Nzuzi van GRAPR (Groupe de Réflexion et d'Appui pour la Promotion Rurale) die speciaal de schuldenproblematiek aan de orde wil stellen. Als deskundigen zijn aanwezig prof. Mfuni Kazadi en Erasme Kianfu. De leden van Congo-Ned wonen de bijeenkomst bij als gasten. Na een voorstellingsronde legt de voorzitter uit dat de CNONGD bezig is met een breed opgezette consultatie in het hele land met het oog op de Internationale Conferentie voor Vrede en Verzoening. Het gaat daarbij ook om de vraag op welke manier het land heropgebouwd moet worden. De CNONGD wil komen met een breed gesteunde heldere stellingname. Een voorbereidingsbijeenkomst vindt dezer dag plaats in Kinshasa. Er staan twee onderwerpen op de agenda: De schuldenproblematiek en de nationaliteitenkwestie.

Victor Nzuzi geeft uitdrukking aan zijn grote bezorgdheid over wat er thans plaatsvindt: Congo is opgezadeld met een enorme staatsschuld. De armoede, niet alleen in de steden maar ook in de rurale gebieden, is ongelooflijk. Degenen die daarvan het slachtoffer zijn, zijn niet degenen die thans de beslissingen nemen. De stem van de slachtoffers moet worden gehoord, maar hoe? Iedereen weet dat de oude schuld het land in de problemen gebracht heeft, maar hoe zal het gaan met de nieuwe schulden? Gaan we degenen die zich aan wanbeheer hebben schuldig gemaakt, gewoonweg vergeven in naam van 'verzoening'? Dit zijn zaken waarover we moeten nadenken!
Er wordt wel gesproken over een voor het land 'draaglijke schuldenlast', maar hoe kan die te dragen zijn als men ons anderszijds berooft van onze hulpbronnen? De internationale financiële instellingen eisen van ons dat we onze markt liberaliseren, maar in de rijke landen gaat men door met subsidiëren van de eigen landbouwproductie. De gewone mensen in ons land zijn hiervan niet op de hoogte. Het is de taak van de grote maatschappelijke organisaties zoals de kerken, de vakbonden en ook de ngo's zoals CNONGD, om de mensen te informeren en te mobiliseren. Met het oog hierop heeft Victor zelf (in Mbanza Ngungu) met een aantal mensen een Forum Social opgericht, en hij zegt te hopen dat dit bewustmakingsproces ook hier in Kinshasa wordt opgepakt. We moeten gezamenlijk als bevolking onze rechten opeisen!

Mfuni Kazadi betoogt dat we ons moeten inzetten voor een totale kwijtschelding van de schuldenlast. Die is aangegaan door de dictator Mobutu en slechts gebruikt voor inproductieve doeleinden. Het volk is er nooit mee gediend. Men heeft het nu over een strategie ter vermindering van de armoede (PRSP=Poverty Reduction Strategy Program), maar in feite gaat het om een programma van sociale aanpassing (het vroegere programma: SAP) onder een nieuwe vlag. Niet het verminderen van de armoede maar terugbetalen van de schuld is het doel: bittere armoede zal blijven. Het land zal zich nooit kunnen ontwikkelen als de schuld niet wordt geannuleerd. Kijk maar naar Irak: daar heeft men direct erkend dat zonder schrappen van de staatsschuld, economisch herstel onmogelijk is. Een eerste stap zou moeten zijn een onderzoek uit te voeren over de vraag: Voor welk doel worden de gelden die de schuld veroorzaken feitelijk gebruikt? Maar je merkt dat men daar niet aan wil; het zou teveel belangen ter discussie stellen. Dit vereist krachtige lobbying, die ook vanuit Europa kan worden gevoerd.

Beide betogen vinden weerklank in de vergadering. "Hoe is het mogelijk te praten over afbetalingen van die "dette odieuse" als je ziet hoe de mensen lijden: overal misdadigheid en ziekte, kinderen die lijden, ouders die aan hun kinderen geen aandacht kunnen geven omdat ze zich de hele dag aftobben voor wat elementaire levensbehoeften?" vraagt één van de aanwezigen zich af.

Erasme Kianfu: We weten precies hoe het is gegaan met het beheer van de schuld tot nu toe. Maar men zegt ons dat we om toegang te krijgen tot de gemondialiseerde economie, nieuwe schulden op ons moeten nemen. Maar welke garantie is er dat de nieuwe schuld beter beheerd zal worden? We moeten nadenken over mechanismen die beletten dat het weer mis gaat. Op onze vraag of de staatsschuld niet juist door de internationale financiele instellingen (IFI) gewenst wordt om het land aan de leiband te houden, zegt hij: "Sinds vele jaren had Congo/Zaire geen betrekkingen meer met de IFI. Toch is men na de periode van Mobutu direct begonnen wegen te herstellen, salarissen te betalen enzovoorts. Toen kwam de oorlog; die kostte enorm veel geld, zonder dat de internationale financiële instellingen ons hielpen. Waar kwam het benodigde geld dan vandaan? Het is goed dit te bedenken, als men zich afvraagt of Congo zich wel in de schulden moet steken om tot economische ontwikkeling te komen. De IFI en de westerse landen die aan Mobutu enorme bedragen leenden, konden weten wat ermee gebeurde. Ze zagen dat hij het land in de vernieling hielp; ze hadden toen reeds de verplichting de financiële steun te stoppen, maar deden dat niet om internationaal-politieke redenen. Dan kan men nu het Congolese volk niet daarvan de rekening presenteren. We moeten bij de analyse drie zaken onderscheiden: de schuld, wanbeheer en armoede. Met goed beheer alleen lost men de armoede niet op. Internationaal wordt trouwens alom erkend dat de schulden de basis zijn van de hele problematiek. Dat niet het bestrijden van armoede doel is van de politiek van de IFI blijkt ook uit de kriteria die men hanteert bij de toekenning van middelen: de vraag is steeds of het geld dienstig is om de terugbetaling van de schulden te bevorderen; zo niet, dan geen financiering! Gezondheidszorg, huisvesting e.d. krijgen zo nooit een kans."

Victor vertelt nog dat hij contact heeft gehad met enkele parlementariers, leden van een commissie die zich bezig houdt met misbruik van overheidsmiddelen. Zij beklagen zich erover dat ze uit de société civile zo weinig steun krijgen bij hun onderzoek. Er zijn ook parlementariers die er officieel zitten namens de Société Civile maar die in feite geen enkel contact met de basis hebben.

Mfuni legt uit dat het onderwerp 'nationaliteitenkwestie' aan de orde gesteld wordt op verzoek van de Nederlandse gasten, omdat de belangen van de Banyamulenge voortdurend een rol spelen in de discussie in Nederland. Hij zegt dat we de zaken in historisch perspectief moeten bekijken. In de koloniale tijd werden er al Rwandezen op plantages in Oost-Congo te werkgesteld. Ten tijde van de souvereiniteitsoverdracht kwamen er veel Rwandese Tutsi als vluchtelingen. Ze kregen van de VN geen toestemming aan de verkiezingen deel te nemen. Onder Mobutu kregen ze de gelegenheid om zich in het land te vestigen, maar later begon hij de autochtone bevolking tegen de nieuwkomers op te zetten (diviser pour régner). Na de machtsovername van Kagame in Rwanda in 1994 en die van Kabila in Congo in 1997 namen Tutsi opnieuw zowel in de regering in Kinshasa als in het leger machtsposities in. De Congolezen verkeren zelf op dat moment in een zwakke positie, en onder de Rwandezen ontstaat een gevoel van: hier kan alles, want de Congolezen controleren toch niets. Als Kabila hieraan een einde maakt begint Kagame in 1998, met steun van sommige Congolezen, een oorlog die uiteindelijk aan meer dan drie miljoen Congolezen het leven heeft gekost. Er zitten thans misdadigers in de overgangsregering. Het is duidelijk dat als Congo herenigd is de diefstal van onze bodemschatten door Kagame en de zijnen niet kan doorgaan. Hij en zijn RCD-vrienden doen dus alles om Congo te destabiliseren. In die tactiek past ook de manipulatie van het Gatumba-incident, waarvan Ruberwa Congo de schuld in de schoenen probeert te schuiven, terwijl de FNL die op zich neemt. Erachter steekt het angelsaksische plan om Congo in tweeën (vroeger zelfs vieren) te delen, waarbij Rwanda in het Oostelijk deel de dienst mag uitmaken. De Tutsi hopen via een incident een nieuwe oorlog te ontketenen waarna de internationale gemeenschap moet ingrijpen, zogenaamd om de Banyamulenge te beschermen. Vergelijk het maar met zoals het in Kosovo gegaan is.
Ruberwa vertegenwoordigt in Congo slechts een fractie van de rwandofonen. De meesten van hen willen gewoon Congolees worden. Die nationaliteit kan hen echter nooit collectief worden toegekend, omdat er anders geen enkele rem meer bestaat op de toevloed van mensen uit het Oosten.

Erasme voegt hieraan toe dat de samenstelling van de bevolkingsgroepen in Rwanda en Burundi etnische problemen in de hand werkt: er zijn (afgezien van de weinige Batwa) maar twee groepen die elkaar de macht betwisten en die bovendien traditioneel niet gescheiden, maar juist door elkaar (melangé), wonen. Dat leidt tot wederzijdse moordpartijen. In Congo is het anders: Wij vormen une grande nation met meer dan 400 etnische groepen. We praten daarom niet op basis van etnische verdeelsleutels en vermoorden elkaar niet om politieke redenen: zelfs de familie van de oude dictator Mobutu wordt ongemoeid gelaten. Nationaliteit is voor Congolezen niet erg belangrijk. Onder ons wonen talloze mensen uit naburige landen, maar die wordt geen strobreed in de weg gelegd. Hij zegt tegen de mogelijkheid van dubbele nationaliteit persoonlijk geen bezwaar te hebben, maar dat dit op dit moment onmogelijk is. Eerst moet de territoriale administratie op orde zijn; voordat het zover is zullen de rwandofonen dus zelf moeten beslissen of ze Congolees willen zijn of niet.

Dagboek 5

Vandaag, donderdag 26 augustus, werden we opgehaald door leden van de FDP/PT, een groep intellectuelen van de Parti du Travail die zich inzetten voor diverse projecten in de stad. Men wil ons graag laten kennismaken met het door een van hun mensen gerunde straatkinderenproject in de volkswijk Kimbanseke. De leidster van het project, Jacqueline Matonda Ndala, hadden we al eerder ontmoet tijdens het gesprek bij CNONGD. Weer zitten we tegenover kindersnoetjes die ons vol verwachting aankijken. [We hadden al eerder een dergelijk project bezocht, namelijk van CADI (Centre d'Action pour le Developpement Integré) in de wijk Yolo] De groep is minder groot dan bij CADI maar meer gedisciplineerd. Een paar kinderen dragen korte teksten voor over hoop op een betere toekomst. Het huis ziet er schoon uit, maar de slaapzaal is nog niet af: het dak moet worden gerepareerd en er zijn nog geen bedden. Helaas hebben we weinig te bieden, behalve een zakje speelgoedbeestjes dat in elk geval wat gespreksstof met de kinderen oplevert. We hopen heimelijk aan het eind van ons verblijf wat geld over te houden om een duwtje te geven aan het opknappen van de slaapruimte. Vervolgens rijden we langs een merkwaardig volkstuinencomplex dat zich uitstrekt vanaf de stadsrand tot in de buurt van het vliegveld N'Djili, vele kilometers verderop. Het is lang geleden gestart met de hulp van een Franse organisatie, waarvan de gebouwen in de nadagen van Mobutu geplunderd zijn. Maar voor duizenden Kinois is het terrein nog steeds de bron van overleven; het breidt zich bovendien nog steeds uit, verder weg van de stad. De leden van de FDP/PT hebben geholpen met de bouw van een depot op ongeveer 6 km van de ingang, waar de verderop werkende tuiniers hun producten tijdelijk kunnen opslaan om ze later collectief (bijvoorbeeld met een handkar) naar de stad te transporteren. De tuintjes zien er allemaal prachtig groen en verzorgd uit.

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

Rivieroever bij Kin

Gesprek met de Nederlandse ambassadeur, mevr. Ellen van der Laan, op 26 augustus 2004

Het gesprek vindt plaats in het gebouw van de Nederlandse ambassade te Kinshasa.

Mevrouw van der Laan is een zeer betrokken bij het overgangsproces van Congo. Momenteel is ze namens de EU voorzitter van CIAT, het internationaal comité dat de overgang begeleidt. Ze is tot de conclusie gekomen dat de Congolezen echt willen dat het overgangsproces slaagt; maar de minpunten zijn dat de politici het nog lang niet altijd met elkaar eens zijn en dat de éénwording van het leger is nog niet voltooid.

Wat de verkiezingen betreft vindt zij dat deze zeker volgend jaar moeten plaatsvinden, eventueel is een verlenging van zes maanden mogelijk. Ze verwacht niet dat de verkiezingen probleemloos zullen verlopen, maar ze zal niet aandringen op een massale komst van waarnemers. Het is de eerste keer sinds 40 jaar dat Congolezen kunnen gaan stemmen voor eigen leiders, dus kan men niet spreken van een traditie wat verkiezingen betreft. Ze is verder verrast door de bekwaamheid van de Congolese gesprekspartners die ze ontmoet heeft en van de openheid van de Congolezen.

Men heeft er op de ambassade wel problemen mee dat er wekelijks tientallen aanvragen voor ondersteuning van allerlei groepen binnenkomen. Daar kan de ambassade niet op ingaan. Ze heeft een hulpfonds van een miljoen Euro, maar de bestemming daarvan is al vastgelegd; het geld gaat vooral naar mensenrechtenorganisaties, de pers en justitie.

Als het gaat om de buitenlandse schuld van Congo, vindt ze dat Congo niet ontevreden mag zijn: een groot deel is al kwijtgescholden. Verder heeft de Wereldbank voor de komende tijd een enorm bedrag toegezegd voor de economische ontwikkeling en voor het demobilisatie- en integratieproces.

Ze vindt dat Nederland geen ontwikkelingsrelatie moet aangaan met Congo, zoals dat bijvoorbeeld met Rwanda het geval is. Congo is een rijk land, als het goed bestuurd wordt heeft het helemaal geen ontwikkelingshulp nodig.

We hebben met de ambassadeur ook gesproken over enkele voorstellen van onze kant. Ten eerste is bij ons onder andere door onze gesprekken met père Minani de vraag gerezen, of de Nederlandse ambassade niet teveel slechts met de Congolese autoriteiten in gesprek is, en te weinig met de middengroepen van de samenleving, met de kerken, de universiteiten, de ondernemers, de organisaties van boeren etc. Uit haar antwoord hebben we begrepen dat ze de bedoeling heeft haar eigen contacten te zoeken. Ze wil zich niet uitspreken over contacten die door haar voorgangers zijn onderhouden. We hebben ook gevraagd of het niet mogelijk is dat Nederland steun geeft aan Congolezen die tijdelijk in hun land willen werken. De Universiteit van Kinshasa zou zeer gebaat zijn bij Congolezen die in Nederland gestudeerd hebben en in Congo cursussen kunnen gaan geven. Maar, wie betaalt dat? De ambassadeur denkt dat we ons het best tot IOM kunnen wenden met deze vraag. De faculteit Polytechnique, die we bezocht hebben, zou graag een vorm van samenwerking met een Nederlandse universiteit aangaan, bijvoorbeeld op het gebied van de hydraulica. In dit verband rijkt ons de ambassadeur de naam aan van het International Institute for Hydraulic and Environmental Sciences dat verbonden is met de Technische Universiteit van Delft. Het onderwerp: 'Afrika en hoger onderwijs' hoort ook thuis bij Nuffic. We zouden daar ook eens kunnen aankloppen voor steun als er in Kinshasa aan de universiteit docenten nodig zijn. Een probleem is echter dat Congo geen partnerland van de Nederlandse regering is; het valt dus te betwijfelen of de Congolese instituties enige steun van het Nederlandse ontwikkelingsdepartement krijgen.

Voor economische betrekkingen met ontwikkelingslanden door particuliere ondernemers verwijst de ambassadeur ons naar de site van het ministerie van Economische zaken: www.evd.nl Er zijn echter nog zeer weinig Nederlandse ondernemers die belangstelling voor Congo hebben.

Dagboek 6

We zijn op zaterdag 28 augustus in Kisangani aangekomen, het hart van Afrika. Een zwoele warme tropenwind verwelkomt ons. Het is altijd een beetje chaos op vliegvelden in Congo en hier natuurlijk ook op vliegveld Bangboka, dat ongeveer 20 km buiten de stad ligt. Abbé Richard Mokuba Babe vangt ons op en loodst ons door de immigratiedienst. Op weg naar de stad valt ons onmiddellijk de sappige, weelderige natuur op. Hier leeft men echt in de natuur, maniokplanten groeien tot op manshoogte, bananenbomen rijken tot hoog boven de huisjes. De huisjes langs de weg zijn groter dan in Bas-Congo, maar gebouwd op dezelfde manier met strooien daken en lemen wanden. Als we Kisangani inrijden zijn we verbaasd over de frisheid van de stad. Men heeft ons gezegd dat we vooral niet moeten schrikken van het verval dat we zouden aantreffen. Bovendien is Kisangani door verschillende oorlogen geteisterd. We verwachtten dus een half geruïneerde stad te zien. Maar dit viel ons erg mee: Sommige huizen in de stad zien er verwaarloosd uit, verveloos of met kapotte ramen. Maar, het beeld van de stad roept herinneringen op aan een rijk verleden; als de huizen eenmaal hersteld worden zou Kisangani weer een boeiende stad kunnen zijn. Het verkeer bestaat bijna alleen uit fietsen, "toleka's", die als taxi dienen. We zien inkoopkantoren voor diamant, die kennelijk in handen van Libanezen zijn. Wat ook opvalt is de compound van MONUC, waar groepen blauwhelmen rondhangen. In de communes is nog niet veel veranderd vergeleken met dertig jaar geleden. In de Tshopo-wijk zien we echter nog de gevolgen van de oorlog van een paar jaar geleden toen Rwandese en Ugandese troepen de Congolese burgers als menselijk schild gebruikten. Men ziet kogelgaten in huizen en zwartgeblakerde muren. Er zijn duizenden mensen gedood, soms werden hele families afgemaakt. Mensen werden door militairen in de rivier de Tshopo gegooid om de misdrijven te verdoezelen. Er is een cimétiere met veel kruizen...

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

Toleka's

Ontmoeting met vertegenwoordigers van de Société Civile in de Province Orientale op 30 augustus 2004 in het kantoor van de Société Civile in Kisangani.

De bijeenkomst wordt geleid door Laurent Ikenge, voorziter van de overkoepelende organisatie SoCiPO. We krijgen het volgende te horen: In Kisangani is de société civile bezig ideeën te ontwikkelen voor de Internationale Conferentie (IC) van het Grote Merengebied. Begin september is er in Kinshasa een nationale bijeenkomst waar de ideeën van de verschillende Congolese provincies aangaande de IC ingebracht zullen worden. Hierna zullen er gesprekken zijn met vertegenwoordigers uit de buurlanden Rwanda en Burundi. In mei jl. hebben al eens gesprekken plaats gevonden in Bujumbura waar de société civile en de kerken van de drie landen vertegenwoordigd waren. Deze vonden plaats op leidersniveau; inbreng van de basis was toen niet aan de orde. De gespreksdelegaties uit Rwanda hebben niet veel vrijheid om zich uit te spreken; ze zijn gebonden aan het regeringsstandpunt van hun land. Congolezen daarentegen hebben alle vrijheid om zich te uiten. Door de onvrijheid van de Rwandezen wordt de betekenis van de wederzijdse ontmoetingen enorm verzwakt. Daar komt bij dat de Rwandese diaspora uitgesloten is van de gesprekken over de IC. De Congolezen willen graag dat de Congolese diaspora wel meedoet.

Een lid van de Lotusgroep vraagt aandacht voor enkele punten: Ten eerste is de illegale exploitatie van grondstoffen door Rwanda nog steeds niet beëindigd. Onlangs nog was er vliegtuig gecrasht dat volgeladen was met coltan, bestemd voor Kigali. Ten tweede vraagt hij onze aandacht voor de nog alomtegenwoordige straffeloosheid. Nederland is tegenwoordig voorzitter van de Europese Unie en zou binnen dit orgaan extra steun voor de heropbouw van de Congolese rechtsstaat moeten bepleiten.

Dan komt de verhouding tot de Rwandezen aan de orde vanuit historisch perspectief. Tot 1994 leefden veel Rwandezen vreedzaam tussen de Congolezen. Bij de komst van de FPR (leger van Kagame) zijn dezen massaal naar Rwanda gegaan om de de wapens op te nemen en met de FPR mee te vechten. Daarop kwamen de Hutu-vluchtelingen Congo binnen. Zowel de Tutsi als de Hutu begingen talloze misdaden tegen de Congolese bevolking, vooral ook tegen vrouwen en kinderen. Door de Rwandese legers werden de Congolezen geconfronteerd met een verschijnsel dat ze voorheen niet kenden: veelvuldige verkrachtingen van vrouwen en meisjes, vaak voor het oog van de familie. Dit soort schandelijkheden gaat in tegen de Bantu-filosofie dat de vrouw draagster is van het leven. Voor de misdaden begaan in Rwanda is er een internationaal tribunaal in Arusha - waar overigens de moorden door de FPR begaan nog steeds niet worden berecht -, voor de misdaden door Rwandezen in Congo is tot nu toe geen tribunaal. Overigens hoeven Rwandezen die bij de onafhankelijkheid in Congo woonden niet te vrezen dat ze niet de Congolese nationaliteit zullen krijgen. Dit is al vastgelegd in de Grondwet in artikel 14.

De gebeurtenissen in Bukavu in begin juni houden de gemoederen hier sterk bezig. Ineens bleken alle mannelijke Tutsi over wapens te beschikken. Ze vielen Congolese huizen binnen, zelfs die van vrienden, en roofden en moordden! Hoe is dit mogelijk? Over de massacre die op 13 augustus in Gatumba (Burundi) plaatsvond is een verklaring door de Palipahutu/FNL uitgegeven, die als plausibel wordt ervaren en waarin deze rebellenorganisatie de schuld opeist.De voorzitter voegt hieraan toe dat het onmogelijk is dat een dergelijk kamp in Burundi vanuit Congo aangevallen zou zijn, bv. door de Mai-Mai zoals wel beweerd wordt. Het kamp ligt bij het Tanganyikameer en de rivier Ruzizi. De grens wordt enerzijds aan de Congolese kant bewaakt door MONUC en anderzijds aan de Burundese kant door het Burundese leger. Een legereenheid vanuit Congo zou dus zeker opgemerkt zijn. Men moet wel aannemen dat er sprake is van provocatie; want waarom was het Banyamulenge-kamp zo dicht bij de Congolese grens geplaatst? De bedoeling was om vanuit Burundi opnieuw de situatie in Oost-Congo te destabiliseren!

Tot slot wordt nog opgemerkt dat Kisangani erg door de oorlog geleden heeft. In de commune Tshopo kan men nog de kogelgaten in de huizen zien van de gevechten die daar in 2000 plaatsvonden tussen Ugandese en Rwandese troepen. Deze legers gebruikten de Congolese burgers als menselijk schild. Er zijn duizenden omgekomen, velen zijn naamloos begraven op een cimétière De Société Civile hoopt op een speciaal herstelfonds voor Kisangani; maar tot nu toe is het daar niet van gekomen en lijkt het er op dat het internationale geld in Kinshasa blijft hangen.

Ontmoeting met vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties in Kisangani op maandag 30 augustus 2004

Aanwezig: ANMDH (Les Amis de Nelson Mandela pour la défense des Droits de l'Homme), GLJP (Groupe Lufalanga pour la Justice et la Paix), Groupe Justice et Liberation, Groupe LOTUS.
Dismas Kitenge van LOTUS, die de vergadering voorzit, zegt dat er een verschil is tussen de politieke en veiligheidssituatie in de Province Orientale en die in het algemeen in Congo. Er is sprake van 'double vitesse': in Province Orientale is een achterstand ten opzichte van de rest van Congo. We hebben nog steeds een gouverneur van de RCD (Baruti). Hij wordt bijgestaan door vice-gouverneurs uit de Politieke Oppositie en de PPRD (Partij van president Kabila). Verder staat het leger onder leiding van generaal Padiri, voorheen Mai-Mai-leider.Hij kan rekenen op de Mai-Mai en op Speciale troepen uit Kinshasa. Maar voor de rest is het apparaat nog in handen van de RCD: aan de basis heerst dus nog de 'status quo'. Het gezag van de centrale regering is in de Province Orientale nog niet gerealiseerd. De eenwording van het leger is nog niet voltooid.

Ons gesprek gaat vervolgens over de verkiezingen die voor juli 2005 gepland zijn. Er zijn nog een aantal obstakels weg te werken, bijvoorbeeld de "recensement" (volkstelling). In Kisangani is in 1988 voor het laatst een volkstelling geweest. Men schat het aantal inwoners van nu op 1 miljoen, en het totaal van de Province Orientale op 5 of 6 miljoen. Het grootste deel van de bevolking leeft dus in de rurale gebieden. Van de "institutions citoyennes" (de instellingen die vooraf gaan aan verkiezingen en die de burgerlijke vrijheden moeten bewaken) zijn er verscheidene nog niet gerealiseerd. Om verkiezingen te doen slagen is het noodzakelijk de bevolking te "sensibiliseren". Daar wordt nu een begin mee gemaakt, maar dit is een heel omvangrijke taak. Momenteel is er veel aandacht voor de Banyamulenge, maar deze aandacht is overdreven. Een lokale kwestie wordt zo tot een nationaal probleem gemaakt. Het is frustrerend voor de Congolese bevolking als één groep zoveel - met name internationale- aandacht krijgt.

Wat de financiering van de verkiezingen betreft: in totaal is 280 miljoen dollar nodig. De EU heeft 80 miljoen aangeboden, de USA 10 miljoen, Canada 20 miljoen. Er is nog een gat van 170 miljoen. Om te bezuinigen denkt men erover het aantal verkiezingsfasen te reduceren van 5 (referendum, lokaal, provinciaal, parlement, president) tot 4. Het referendum over de constitutie gaat vooraf aan de feitelijke verkiezingen. Het gaat daarom om de keuze van de staatsvorm, waarbij volgens de aanwezigen een semi-presidentieel systeem, zoals in Frankrijk, de voorkeur heeft. Als de transitie niet lukt, ontstaat een chaotische situatie. De huidige situatie is nog zeer precair:
- er zijn nog steeds gevallen van willekeurige arrestaties. De belangrijkste oorzaak is de slechte betaling van de politieambtenaren: de laagste ambtenaar verdient $2 per maand, de hoogste $24 !
- er heerst straffeloosheid: er zijn diefstallen, geweldplegingen. Maar justitie is niet onafhankelijk, zodat je nooit recht kunt krijgen.
- vrijheid van organisatie bestaat maar ten dele. Alleen partijen die vertegenwoordigd zijn in de regering kunnen zich zonder vrees presenteren in de stad.
- er zijn nog steeds kindsoldaten, met name in de Mai-Mai gelederen van Padiri
- misdadigers, zoals de generaals Nkunda en Amisi (Mbuji-Mayi), en kol.Bernard Biamungu (Goma) zijn nog in functie.
Men is niet tevreden met de samenstelling van het Nationale Comité voor Waarheid en Verzoening: de vertegenwoordigers van de Société Civile die daarin zitten hebben allemaal een lijntje naar één van de deelnemende politieke partijen in de overgangsregering. Ze willen eigenlijk niet praten over het thema 'straffeloosheid'. Die politieke binding geldt voor alle overgangsinstellingen. Als je niet die politieke binding hebt, kom je ook niet aan geld, dat nu in grote mate in Congo binnenkomt via de Wereldbank. In Kisangani is het moeilijk voor de mensenrechtenorganisaties om aan subsidie te komen. Misschien kan men iets bereiken bij de Nederlandse Ambassade, die naar men ons verteld heeft fondsen heeft voor onder andere mensenrechten en justitie.

Enkele mensenrechtenorganisaties uit Kisangani hebben in juni 2004 een bezoek aan Den Haag gebracht bij het Strafhof. Men benadrukt dat ook de misdaden van vóór 2002 moeten worden berecht.

Ontmoeting met vertegenwoordigers van ontwikkelings-ngo's, verenigd in de CRONGD (Conseil Regional des ONG de Developpement) van de Province Orientale te Kisangani maandag 30 augustus 2004

Men vertelt ons eerst iets over de Nederlandse ngo's: NOVIB heeft zich uit Kisangani teruggetrokken omdat men hier niet goed kan opschieten met de Rwandezen, Cordaid wil zijn steun aan de CRONGD beeindigen, ICCO is vertrokken naar Bunia. Hoewel er nog maar weinig buitenlandse ngo's bijdragen, wordt door de CRONGD-leden veel werk verzet.

De voorzitter Faustin Kinzonzoli van de organisatie APILAF vraagt de aanwezigen hun problemen aan ons duidelijk te maken. Er volgt dan een lange opsomming:
- Anti-persoonsmijnen: ze liggen bijvoorbeeld nog steeds in de omgeving van de luchthaven waardoor de bevolking niet van de hoofdweg af kan gaan voor landbouw. Er wordt wel aan gewerkt aan opruiming van de mijnen door Handicap International, maar dit werk is nog lang niet klaar.
- Men heeft te maken met de buitenlandse concurrentie van landbouwproducten, zoals goedkope rijst uit Thailand, mais uit de VS, waardoor de eigen productie niet verkocht wordt.
- Achterstandspositie van vrouwen: er is grote behoefte aan vorming; ook zijn zij voorwerp van agressie.
- Onveiligheid: wat verder van de stad, bijvoorbeeld richting Bafwasende, zijn nog steeds milities (Mai-Mai, Interahamwe) die dorpelingen en handelaars onderweg afpersen.
- Ondervoeding: men gebruikt verbeterde rijstzaden die uit het buitenland komen, geleverd door PAM (Wereldvoedselprogramma van de VN), maar die na twee jaar veel minder productief blijken te zijn. Vroeger zorgde hun eigen instituut INERA (in Yamgambi) voor verbetering van zaden: die waren goed aangepast aan de locale situatie.
- De gezondheidszorg is ernstig verwaarloosd. Vooral malaria is hier endemisch.
- HIV/AIDS: door de oorlog (prostitutie, verkrachting) heeft de ziekte zich sterk verspreid.
- Slechte conditie van de wegen, vooral die welke dienen voor afvoer van landbouwproductie uit de omliggende dorpen.

Er zijn ook enkele ontwikkelingen in de goede richting te melden:
- Het voedsel-voor-werk programma van PAM. Dit houdt in dat niet alleen werk aan publieke voorzieningen (wegen) maar ook werk op het land voor voedselproductie beloond wordt met voedselhulp (rijst, maismeel).
- Men is begonnen met de oprichting van boerensyndicaten, om zich te verdedigen tegen de invloed van de internationale markt.
- Malaria is een groot probleem in dit gebied met zijn vele moerassen en vochtig bos. Geimporteeerde muskietennetten zijn duur. Er ligt een plan voor de lokale productie van "moustiquaires" voor ongeveer $5 per stuk.
- Er zijn voorbereidingen voor verbetering van de wegen: Vice-president Yerodia heeft dit uitdrukkelijk beloofd. Er is een Franse organisatie die het beheer van herstelde landwegen gaat opzetten. De hoop is dat boeren weer terugkeren uit de stad naar hun dorpen.
- Er wordt gewerkt aan de uitbreiding van piscicultuur, door het graven van vijvers in moerasgebieden.
- Er is een plan om een oude 'concession' (groot terrein dat ooit werd gebruikt voor grootschalige landbouw) op coöperatieve basis in gebruik te nemen, waarbij boeren een eigen moestuin hebben, en verder samen werken op het gezamenlijk terrein om inkomsten te verwerven.

Ontmoeting met boeren/boerinnen-vertegenwoordigers in Lula aan de 'rive gauche' bij Kisangani, op 31 augustus 2004.

We zijn in het dorpje Lula aan de overkant van de rivier op ongeveer 8 km afstand van de rivieroever. Vroeger was hier een koffieplantage ACAF; ook stond er hevea (rubber). In de buurt zijn verscheidene militaire kampen, waaronder het kamp waar Belgische instructeurs de brigade hebben getraind die nu in Ituri dient maar dat nu leeg staat.

Er zijn vertegenwoordigers aanwezig van boeren en hun organisaties uit drie dorpjes: Lula, de Groep van kilometer 12, en Eden. Elk zal iets vertellen:

Lula: De boeren hebben zich georganiseerd met steun van AFEDECO (Association des Femmes pour le Developpement du Congo, die onder de bezielende leiding staat van mevr. Angèle Ntibonera Baelongandi, de coördinatrice a.i. Er is een vrouwengroep gevormd die AFEMA (Association des femmes Mapende) heet. De meeste boeren zijn vandaag vroeg naar hun land gegaan; het is de tijd dat het land moet worden voorbereid voor de zaai. Ook zijn er mensen naar een vergadering van de BDD (Bureau Diocesain de Developpement) in Kisangani.
Men werkt met twee seizoenen, A en B, elk van een half jaar. In het district Tshopo begint A in december met het bewerken van het land. De zaaiperiode is van half maart tot half april. Na een periode van regelmatig onderhoud tot half juni volgt de oogstperiode tot half augustus. B doorloopt dezelfde fasen, maar begint in april, doorlopend tot eind januari. Al naar gelang het seizoen verbouwt men mais, soya, pinda, aubergine, maniok, rijst, spercieboon, vigna. Ieder lid heeft zijn eigen stukje land, en werkt ook op het gezamenlijke terrein. AFEDECO had jaren geleden gezorgd voor gereedschappen (spaden, hakken,..) voor het project, maar door de oorlog is het meeste verdwenen, geroofd door milities, die ook grote delen van de oogst meenamen. Nu moet iedere boer het gezamenlijk land bewerken met zijn eigen werktuigen. Transport van de oogst naar de afnemers is een probleem. Ze verkopen ook wel aan de FAO (Voedsel en landbouworganisatie van de VN) die een betere prijs geeft dan de markt in Kisangani. Met het geld dat verdiend wordt op het gezamenlijk land koopt men nieuwe werktuigen en geeft men steun aan leden van de groep voor de kosten van het ziekenhuis (tot de halve factuur).
Er is in Lula geen medisch centrum, zodat men bij ziekte of bevalling over de slechte wegen (per toleka = fietstaxi) naar kilometer 12 of naar Kisangani moet. Men zou graag een eigen medische post hebben: er is wel een gediplomeerde verpleger, maar er is geen geld voor de start. Een ander probleem is het tekort aan drinkwater: er is een bron, maar de buizen zijn aangetast en de kwaliteit is slecht.

Groep van kilometer 12: Ze zijn met 40 leden. De oorlog heeft ook hier veel materiaal en zaaigoed doen verdwijnen. De afstand tot Kisangani maakt dat opkopers heel weinig geven voor hun producten. Het drinkwater is een probleem omdat er veel varkens zijn die vrij rondlopen en het bevuilen. Ze zouden graag een coöperatie willen vormen. De ziekenverpleger van km12 voegt toe dat er een afscheiding moet komen om de varkens weg te houden bij de bron.
Men wil graag beginnen met visvijvers, maar men heeft maar één spade. Ook zou een systeem van micro-krediet goed zijn zodat men meer goederen tegelijk is Kisangani kan kopen.
Een van de vrouwen zegt dat ze graag hebben dat AFEDECO, net als voor de oorlog, seminars gaat geven over het zaaischema, want de opbrengst gaat de laatste tijd erg achteruit. Onlangs mislukte de rijstoogst, wat samenhangt met klimaatverandering (te weinig regen op het juiste moment).

Een derde groep heet Eden (naar de Hof van Eden uit de Bijbel omdat het klimaat ter plaatse zo goed is). Hun verlangens zijn, kort samengevat:
- seminars van AFEDECO,
- dakbedekking voor hun woningen van hard materiaal (i. p.v. gras)
- goed drinkwater,
- een eigen marktplaats (dat vereist micro-krediet)
- een medische post.

AFEDECO verricht belangrijk werk voor de boeren. Een bepaald aspect van deze organisatie is ook nog het werk voor de bewustwording van vrouwen. Men heeft in het centrum van Kisangani een bureau in het gebouw van FOLECO (Federation des ONG Laïques à vocation Economique du Congo), een koepelorganisatie die door de Duitse GTZ (Coöperation Technique Allemande) wordt gesteund. Hier wordt ook gewerkt voor het genderproject van FOLECO waar mevr. Charlie Andiru aan verbonden is en waar AFEDECO nauw mee samenwerkt. Dit project helpt vrouwen zodat ze zich op zinvolle wijze kunnen voorbereiden voor de komende verkiezingen in Congo. Het genderproject heeft talloze vormen van discriminatie jegens vrouwen gesignaleerd en voert hier actie tegen.

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

Boer(inn)en te Lula

Slotgesprek met Mr Firmin Yangambi 4 september 2004

De verkiezingen

Het electorale proces verloopt in een aantal fasen:
a. De juridische instrumenten:
- de wet op de politieke partijen (la loi sur les parties politiques): deze is inmiddels door het parlement aanvaard en door de president bekrachtigd.
- de wet op de onafhankelijke commissie voor de verkeizingen (la loi sur la commission electorale independante): daarvoor geldt hetzelfde.
- de kieswet (la loi electorale).
- de ontwerp-grondwet (projet de constitution) voor de toekomstige republiek.
De laatste twee zijn nog in voorbereiding. De ontwerp-grondwet zal via een referendum aan de bevolking worden voorgelegd.

In hetzelfde kader passen:
- de nationaliteitswet (la loi sur la nationalité), en
- de amnestiewet
Deze beide zijn aanvaard door voorbereidingscommissies, en zijn momenteel in bespreking bij het parlement. Er is over allebei al veel gediscussieerd;vaststelling zal waarschijnlijk in de komende weken plaatsvinden. De amnestiewet vormt een onderdeel van het noodzakelijke proces van nationale verzoening: er is sprake geweest van 'rebellie' tegen de Congolese staat, d.w.z. van het opnemen van de wapens tegen de legitieme regering in Kinshasa met het doel de macht te veroveren. Volgens de bestaande strafwet staat op 'infraction de rebellion' de doodstraf. Het gaat erom dat voor deze keer op die regel een uitzondering wordt gemaakt. Dat wil echter niet zeggen dat wie bijvoorbeeld oorlogsmisdaden heeft begaan, vervolgens vrij-uit gaat. Er zijn echter wel krachten die willen dat de werking van de amnestie zoveel mogelijk wordt opgerekt.

In de discussie speelt de moord op president Laurent Kabila ook een rol. Maar dat is volgens Yangambi een geval apart; met het op gang brengen van de democratisering heeft deze zaak niets te maken. Het gaat om een juridische procedure die inmiddels is afgerond, wat het moeilijk maakt voor het parlement daarop terug te komen. Overigens bekennen de veroordeelden de hun ten laste gelegde daad niet, en hebben ze evenmin ooit gezegd dat ze handelden 'om politieke redenen', dus om de macht te grijpen.

b. Materiele pre-electorale voorzieningen:
- Identificatie en volkstelling (recensement): de meeste Congolezen hebben geen document waarmee ze zich kunnen legitimeren. Deze moeten dus worden verstrekt. De vraag is of de hele bevolking moet worden geteld, of alleen degenen die vanwege hun leeftijd kunnen deelnemen aan de verkiezingen.
- Communicatie: in een groot deel van het land verkeren de wegen en andere transportfaciliteiten in een belabberde staat. Er zal minimaal voor gezorgd moeten worden dat verkiezingsuitslagen binnen redelijke tijd naar een centraal punt worden getransporteerd.
c. Veiligheid: Verkiezingen zijn niet mogelijk zonder veiligheid. Er zijn daaraan twee kanten:
- Interne veiligheid: Er moet een minimum aan veiligheid worden gecreeerd zodat de mensen naar de stembus kunnen gaan. Het is niet nodig 'totale veiligheid' te garanderen; dat is gewoon onhaalbaar, en er is ook niemand die dat verwacht. Voor die minimale veiligheid is de unificatie van het leger een vereiste: inmiddels is er een verenigde legerleiding (commandement unifié); de volgende fase is de versmelting van de legeronderdelen (RCD-, MLC- enz.) die tot voor kort tegenover elkaar stonden (brassage). Met dit laatste is een begin gemaakt: de Ituri-brigade die door Belgische instructeurs is getraind, het leger onder leiding van gen. Mbusa Mabe in Zuid-Kivu. Maar er moet in de komende maanden nog heel wat gebeuren.
Het nationale leger moet zich ontplooien over het hele grondgebied. Op dit ogenblik zijn er maar twee gebieden, en wel in Noord-Kivu, waarover het nationale leger nog niet de controle heeft: de territoires Rutshuru en Masisi. In de overige drie territoires (Lubero, Beni, Butembo) is de FARDC wel present.
In Ituri is flinke vooruitgang geboekt: Er is een nieuwe districtscommissaris (commissaire de district), mevrouw Vaweka; en commissaires de territoire geinstalleerd. De Ituri-brigade is terplaatste, het demobilisatieprogramma is gestart en er ligt een lijst van militieleden die willen worden opgenomen in het nationale leger.
De nieuwe mentaliteit zie je ook aan het feit dat de minister van defensie die uit de RCD-gelederen stamt niet de zijde van Ruberwa heeft gekozen, evenmin als de regiochef in Mbuji-Mayi.
Zijn er geen problemen mogelijk na afloop van de verkiezingen, omdat sommigen de uitslag niet aanvaarden? Die mogelijkheid is er zeker, maar de situatie is de laatste tijd wel veranderd: De soldaten van de rebellenbewegingen zijn al 6 jaar niet betaald en ze hebben geen erkende militare graden. Nu krijgen ze althans enige betaling en er is perspectief. De meeste soldaten zijn daarom geinteresseerd in democratisering. Bovendien bevindt de presidentiele garde zich overal in het land; deze is a-politiek, en zal opstandigheid tegen de verkiezingsuitslag niet accepteren.

- Externe veiligheid: Om die te garanderen zijn drie mechanismen werkzaam.
1. Het Congolese nationale leger: Dit is inmiddels veel beter georganiseerd dan enkele jaren geleden. Men is daadwerkelijk in staat de grenzen te controleren. Dat weet Kagame ook! Bovendien zijn er Congolese burgers (buiten het leger), zoals de Mai-Mai, die in het geweer zullen komen om het nationale grondgebied te verdedigen.
2. MONUC: Deze levert belangrijke bijdragen door met waarnemers de grenzen te controleren. Er worrdt in VN-kringen gesproken over een verdubbeling van het aantal blauwhelmen, en over de oprichting van een snelle-interventie eenheid. Hierdoor zal de VN zijn werk om de grenzen te beveiligen beter kunnen doen.
3. Niet-militaire actie: De internationale gemeenschap kan en moet via diplomatieke druk Rwanda, bijvoorbeeld door te dreigen met economische sancties, afhouden van avonturen in Congo om het land te destabiliseren. Hier ligt een belangrijke rol voor landen als Nederland en Groot-Brittanië. De internationale gemeenschap heeft al veel voor Congo gedaan; nu gaat het erom het karwei af te maken!

Yangambi beschouwt de Rwandese politieke strategie, steeds rebellieen op Congolees grondgebied te steunen, als niet-effectief en schadelijk voor de positie van Rwanda zelf.

Nabeschouwing

Binnen de organisaties waar we mee gesproken hebben, houdt men zich intensief bezig met thema's die ook de belangstelling van Nederland hebben: De internationale conferentie voor het Grote-Merengebied, de verkiezingen en de overgang naar een vreedzame, democratische samenleving in Congo.

Wat ons opviel was dat onze gespreksparteners veel onderling overeenkomstige opvattingen hadden over de ontwikkeling van Congo en de internationale verhoudingen.. Men is verbaasd over het feit dat Nederland Rwanda steunt en Rwanda gesteund heeft tijdens de jaren dat dit land agressie pleegde tegen de Congolezen. Nederland heeft geen begrip van de werkelijke verhoudingen in Centraal-Afrika. Congo vormt het hart van deze regio. Het land heeft een oppervlakte die overeenkomt met die van West-Europa. Toch kiest Nederland voor de kleine buurlanden, Burundi en Rwanda, die een bevolkingsaantal hebben dat vele malen kleiner is dan dat in Congo. (Congo heeft 60 miljoen inwoners, Rwanda en Burundi tezamen ongeveer 15 miljoen) Men is van mening dat een beleid dat zich vooral op Burundi, Rwanda en wat Congo betreft slechts op een klein deel namelijk Oost-Congo richt, wel moet falen, want het ontkent het belang van de ontwikkeling van heel Congo voor de regio. Men verwacht dat alleen als het overgangsproces in Congo slaagt de vrede en veiligheid in het gebied een kans krijgt. Daarom moet Nederland zich allereerst daarop richten. Het niet-slagen van de overgang kan noodlottige gevolgen hebben.

De beide genoemde buurlanden hebben ernstige problemen met twee bevolkingsgroepen, Hutu en Tutsi, die elkaar naar het leven staan. Het zijn interne problemen, die met hulp van de internationale gemeenschap opgelost moeten worden. In Congo bestaat een dergelijk conflict tussen bevolkingsgroepen niet: het land heeft meer dan vierhonderd stammen die onderling geen problemen met elkaar hebben. Men spreekt wel over de conflicten tussen Hema en Lendu in Ituri, maar deze zijn aangewakkerd door Uganda. De jongste ontwikkelingen daar geven hoop dat een oplossing naderbij komt. De enige groep die nog moeilijkheden geeft zijn de Banyamulenge, een groep die rekening houdend met de totale bevolking maar een klein percentage van het aantal inwoners van Congo uitmaakt. Dat de Banyamulenge achtergesteld zijn, zoals soms beweerd wordt, berust niet op de werkelijkheid. Zij hebben voldoende posten in het bestuur en leger van het land, zelfs een vice-minister. Er wordt ook door niemand beweert dat zij geen recht zouden hebben op de Congolese nationaliteit. Dat Nederland juist die ene groep in de Congolese samenleving zo belangrijk vindt, met verontachtzaming van de rest van de bevolking, ontmoet onbegrip. Men verwacht en hoopt dat Nederland nu het voorzitter is van de EU en binnen CIAT, het comité ter begeleiding van de overgang, een vooraanstaande rol speelt, het belang van de hele Congolese bevolking zal behartigen. Want natuurlijk weet men dat er nog veel gedaan moet worden om de eenwording van het land, het herstel van de staat en de eenheid van het leger te voltooien.

Wat het leger betreft wordt er momenteel gewerkt aan de integratie op alle niveau's. Het hogere commando is al geïntegreerd, maar de lagere eenheden nog niet. De verwachting is dat, afgezien van de muiterij door de dissidente generaal Nkunda c.s., de meeste militairen niet snel meer tot rebellie overgaan na de vele jaren van oorlog in de brousse zonder enig soldij en erkenning. Het elan om tot één Congolees leger te komen leeft zeker onder de soldaten. De aanwezigheid van tienduizend man troepen in de Kivu's onder leiding van generaal Mbusa Mabe is hier een bewijs van.

De opwinding van Rwanda over deze legermacht is geheel misplaatst: er is geen sprake van dat Congo de bedoeling heeft Rwanda aan te vallen.Het gaat om de pacificatie van Zuid- en Noord-Kivu, de enige gebieden waar nog onveiligheid heerst. Congo maakt hierbij gebruik van zijn recht de eigen grenzen te beschermen en dit valt geheel binnen het kader van de eenwording van het land, waar de internationale gemeenschap achter staat. De suggestie van een dreigende genocide tegen Tutsi heeft geen enkele grond.

Congo is bereid met de buurlanden samen te werken. Men is er van overtuigd dat de bodemrijkdommen van Congo tot welvaart van de hele regio, ook tot die van Rwanda en Burundi, kunnen leiden. Maar de buurlanden moeten dan wel begrijpen dat er aan plundering een eind moet komen. De handel in grondstoffen zal in de toekomst slechts op legale manier plaatsvinden, met respect voor de Congolese wetten en souvereiniteit.

Op de internationale conferentie voor vrede en veiligheid zal ook over economische samenwerking gesproken worden. Wel zou het, volgens de Congolezen, een gemis zijn als bij deze conferentie de schendingen van de mensenrechten niet aan de orde komen. De oorlog heeft de Congolezen enorm veel schade gebracht en miljoenenen slachtoffers veroorzaakt. De conferentie zou een mogelijkheid kunnen zijn om over genoegdoening voor de Congolese bevolking en over vervolging van de oorlogsmisdaden te spreken. Verzoening is alleen mogelijk als dit een van de punten van de conferentie wordt.
Sommige leden van Société Civile betwijfelen of de conferentie succes zal hebben. De Congolezen zijn wel geporteerd voor een dergelijke conferentie, maar het is duidelijk dat hun Rwandese partners geen vrijheid van spreken hebben, maar afhankelijk zijn van het standpunt van hun regering. Rwandezen in de diaspora die tegen de regering van Kagame zijn mogen niet deelnemen. De Congolezen vinden dat niemand mag worden uitgesloten van de conferentie.

Over de verkiezingen wordt internationaal weleens gezegd dat deze (nog) niet kunnen plaatsvinden in Congo, het land zou nog te onveilig zijn. Deze redenering wordt door iedereen weerlegt. De Congolezen zijn ervan overtuigd dat de verkiezingen moeten plaatsvinden; men heeft er genoeg van geregeerd te worden door politici die geen enkele legitimiteit hebben. Er staan veel belangrijke zaken op het spel: de opbouw van het land, het herstel van de infrastructuur, de verdeling van de internationale fondsen die door de Wereldbank zijn toegezegd, de ontwikkeling van de landbouw, de winst uit mijnbouwexploitatie...Men wil het beheer en bestuur van deze zaken niet langer in handen laten van politici die alleen op eigen macht en bezit uit zijn, en zich niets gelegen laten liggen aan de bevolking. Het wordt tijd dat Congo's ontwikkeling op gang komt en integere politici het land gaan besturen. Het systeem van een president en vier vice-presidenten wordt duidelijk als een overgangssituatie gezien, die zo snel mogelijk moet stoppen.

Men is er wel van overtuigd dat de verkiezingen niet zo zullen lopen als in een Westers land. De traditie om te stemmen ontbreekt geheel. Het land is zeer uitgestrekt en er zal vervoer moeten zijn om mensen naar de stembussen te brengen. Er moet bovendien nog een volkstelling plaatsvinden. Maar overal in het land zijn al groepen van de société civile bezig de bevolking voor te bereiden op het houden van verkiezingen. De veiligheid in sommige gebieden zal nu nog een probleem zijn, maar er heerst vertrouwen dat tegen de tijd van de verkiezingen ook daar een mininale veiligheid aanwezig zal zijn.

Sociaal-economisch is de situatie van het land zorgwekkend. Miljoenen Congolezen in rurale gebieden en in de steden hebben gebrek aan levensmiddelen, gezondheidszorg, goed water etc. Weliswaar stromen nu grote bedragen binnen via de Wereldbank. Maar zoals wij merkten tijdens een diskussie over de aflossing van internationale schuld is men zich er van bewust dat deze leningen weer dienen tot aflossing van vorige schulden, met name de schulden die Mobutu gemaakt heeft, en die tot geen enkele vooruitgang bij de bevolking gediend heeft. De Congolezen die er over nadenken vinden dat het tijd wordt dat de bevolking zelf de beslissing krijgt over hoe met de internationale schuld van Congo wordt omgegaan en hoe de inkomsten worden besteed.

Tijdens onze gesprekken zijn er heel wat projecten voorgesteld, waar de staat geen steun aan geeft, waar dus kennelijk van overheidswege nog steeds geen geld voor is. Men heeft op ons een beroep gedaan om hiervoor in Nederland steun te zoeken.

ANNEX 1:

Reisprogramma van de delegatie van Congo-Ned naar de RD Congo, 14 aug. tot 4 sep. 2004

Zaterdag 14 augustus Avond: Aankomst in Kinshasa (hotel: Guesthouse de Macampagne)

Zondag 15 augustus Rustdag: Orientatie in Kinshasa en omgeving

Maandag 16 augustus Gesprek met Me Firmin Yangambi

Dinsdag 17 augustus Bezoek aan het straatkinderenproject van CADI in Yolo

Woesdag 18 augustus Gesprek met Père Minani (RHODECIC)

Donderdag 19 augustus Bezoek aan de Faculté de Polytechnique (UNIKIN)

Vrijdag 20 augustus Rustdag: uitstapje naar ondermeer de stroomversnellingen in de Congo-rivier

Zaterdag 21 augustus Bezoek aan de projecten van ADIMIR: Medisch Centrum te Kindele, en expositie voedselveredelingsproducten (FIKIN). Kennismaking met organisaties uit Kasai.

Zondag 22 augustus Bezoek aan landbouwproject van CADI op het Plateau de Bateteke

Maandag 23 augustus Ontmoeting met NGO's en boerenenorganisaties in Mbanza Ngungu

Dinsdag 24 augustus Bezoek aan het centrum INERA (landbouwkundig onderzoek) in Bas-Congo

Woensdag 25 augustus Morgen: Discussie met maatschappelijke organisaties over de schulden-problematiek (kantoor CNONGD)
Middag: Gesprek met FDP-PT over politieke bewustwording van de bevolking

Donderdag 26 augustus: Gesprek met de Nederlandse ambassadeur in Kinshasa
Bezoek aan enkele sociale projecten in Kimbaseke

Vrijdag 27 augustus Rustdag: Voorbereiding voor de reis naar Kisangani

Zaterdag 28 augustus Middag: Aankomst in Kisangani (hotel Palm Beach)
Avond: Gesprek met abbé Richard over de algemene situatie in Kisangani

Zondag 29 augustus Uitstapje: Orientatie in Kisangani; enkele privé-bezoeken Kabondo en Tshopo

Maandag 30 augustus Morgen: Ontmoeting met vertegenwoordigers van de Société Civile
Ontmoeting met vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties

Middag: Ontmoeting met vertegenwoordigers van de CRONGD/P.O.

Dinsdag 31 augustus Bezoek aan landbouwprojecten op de 'rive gauche' onder begeleiding van medewerksters van AFEDECO en FOLECO

Woensdag 1 september Terugreis naar Kinshasa (hotel: Centre d'Accueil Protestant)

Donderdag 2 september Rustdag: Voorbereidingen terugreis naar Nederland

Vrijdag 3 september Afscheid van vrienden in Kinshasa

Zaterdag 4 september Middag: Slotgesprek met Me Firmin Yangambi
Avond: Terugreis naar Nederland