Op 1 juli 2010 heeft het bestuur van de Wereldbank ingestemd met vermindering van de Congolese staatsschuld met een bedrag van (nominaal) US$ 12,3 miljard. De dag ervoor had het bestuur van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) hetzelfde gedaan, en eerder, in november 2009, had de Club van Parijs al zijn steun aan het voorstel gegeven. De US$ 12.3 miljard (waarvan de geactualiseerde nettowaarde US$ 7,9 miljard bedraagt) vertegenwoordigt naar schatting 80 à 90 % van de totale buitenlandse schuld van de RDC. Uit een grafiekje op de website van het IMF is af te lezen dat de restschuld ongeveer US$ 4 miljard bedraagt, wat volgens de rekenmeesters 'houdbaar' wordt geacht voor het land. (1)
Hiermee komt een einde aan een parcours van circa 9 jaar dat vanuit het oogpunt van de bevolking gerust een lijdensweg mag heten : lonen hebben de inflatie niet bijgehouden, kinderarbeid in algemeen, onderwijs en gezondheidszorg zijn vervallen. De schuld waar het om gaat is voor het grootste deel aangegaan door de dictator Mobutu, een 'odious debt', die het Congolese volk, behalve aan een kleine kaste van uitzuigers, geen noemenswaardig voordeel heeft gebracht. Nadat Laurent Kabila had geweigerd de Congolezen aansprakelijk te stellen voor rente en aflossing van deze schuld, gooide zijn opvolger Joseph het roer om en begon vanaf begin 2001 een proces van 'structurele aanpassing' en bezuiniging op overheidsuitgaven en uitverkoop van bodemrijkdommen dat moest leiden tot deelname van de RDC aan het PTTE-initiatief (Initiatief met betrekking tot reductie van de staatsschuld voor arme landen met een hoge schuldenlast, ook wel aangeduid met de engelse afkorting HIPC) van IMF en Wereldbank. Na aanvankelijke goede rapportcijfers, liep het proces aan het einde van de 'transitieperiode' spaak op de hebzucht van de corrupte elite, waarna het IMF eind maart 2006 de lier in de wilgen hing en het land aan zichzelf overliet. Het kostte de nieuw gekozen regering-Gizenga aanzienlijke moeite om het IMF te bewegen Initiatief-PTTE opnieuw op te vatten met de kwijtschelding van een groot deel van de staatsschuld in het verschiet. Opnieuw werd het eindpunt van het proces, beoogd tegen december 2009, niet gehaald. Met name ontstond er bij het IMF grote ergernis over het onorthodoxe contract dat Joseph Kabila had geregeld met enkele Chinese consortsia waarbij de Chinezen complete infrastructurele werken zouden leveren in ruil voor een paar grote mijnconcessies. Pas nadat de omvang van het 'ruilcontract' van 9 miljard was teruggebracht tot 6 miljard was het IMF bereid verder te praten.
De voorwaarden waaraan Congo moest voldoen om uiteindelijk de verlangde schuldverlichting te krijgen was gecondenseerd in 7 beleidskriteria (aangeduid als "déclencheurs") die betrekking hadden op: het zogeheten DSRP (strategiedocument inzake armoede-reductie), macro-economische stabiliteit, bestedingen voor armoedebestijding, beheer van de overheidsuitgaven, overheidsdienstverlening, sociaal en ruraal beleid en beheer van de schuld. Behalve de technische vraag of de Congolese regering in voldoende mate aan deze kriteria had voldaan - met name aanbesteding van overheidscontracten en vergroting van de inkomsten bleven hangijzers - speelde in de slotfase een politieke kwestie een rol. Bij elke etappe (Club van Parijs, IMF, Wereldbank, en zelfs bij de G20 onlangs in Toronto) probeerde de Canadese regering haar partners te bewegen het verzoek van Congo af te wijzen zolang de Congolese regering niet een akkoord sloot met het Canadese bedrijf First Quantum Minerals over de exploitatie van de koper/cobalt voorraden bij Musonoi (het KMT-project) in Katanga. De discussies rond de kwestie, die uiteindelijk dus in het voordeel van de Congolese regering werd beslist, toonden, meer dan het IMF lief was, aan hoezeer grote-mogendheden-politiek een rol speelt achter de schijnbaar technocratische façade van de Internationale Financiële Instellingen.
Ook Nederland zal zijn bijdrage aan de schuldverlichting (circa US$ 200 miljoen) moeten leveren. Dit, niettegenstaande de scepsis die door de scheidende Nederlandse ambassadeur werd geuit over de corruptie en het slechte ondernemersklimaat.
-------------
(1)
Tijdens een persconferentie op 13 juli 2010 vermeldde de minister van Financiën Matata Ponyo iets andere getallen: De totale schuld zou (per eind december 2009) nominaal 13,7 miljard US$ zijn, en het kwijtgescholden bedrag 10,8 miljard US$. Hiermee zou de schuldenlast van 125% van het BBP (bruto binnenlands product) dalen tot 25% van het BBP, dat 'soutenable' wordt geacht te zijn.
De Congolese staatsschuld aan Nederland (situatie begin 2008)
De cijfers in deze samenvatting zijn afkomstig uit het in februari 2008 gepubliceerde rapport van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) over Het Nederlandse Afrikabeleid 1998-2006.
In 2002 is de Congolese overgangsregering met het Internationale Monetaire Fonds (IMF) een overeenkomst aangegaan die na verloop van een aantal jaren moet leiden tot kwijtschelding van het grootste deel van de oude staatsschuld uit het tijdperk van Mobutu. In technisch spraakgebruik: met deze overeenkomst 'kwalificeerde Congo zich voor HIPC-initiatief" (initiatief voor arme landen met hoge schuld, in het frans, PPTE-initiatief). Hierbij werd alvast een deel van de schuld kwijtgescholden, terwijl het land intussen werd verplicht tot sanering van de staatsfinanciën en invoering van macro-economische hervormingen, geschoeid op neoliberale leest.
Het grootste deel van de Congolese staatsschuld bestaat uit exportkredietschulden: onbetaalde en onbetaalbare schulden aan privé-ondernemers in een aantal westerse landen die inmiddels door de betrokken regeringen zijn overgenomen in het kader van een vorm van exportkredietverzekering.
Om hun zaak jegens arme schuldenlanden, zoals Congo, te verdedigen hebben westerse landen zich verenigd in de Club van Parijs die nauw samenwerkt met het IMF. Ook Nederland maakt deel uit van de Club van Parijs.
Dat het, wat Congo betreft, goeddeels gaat om een "odious debt" , d.w.z. een schuld aangegaan door een dictator (in casu, Mobutu) voor eigen baat, zonder dat de bevolking er beter van werd, is geen punt van overweging voor het IMF of voor de Club van Parijs.
De totale schuld van Congo aan de Club van Parijs bedroeg in 2002: US$ 8,9 miljard. De schuld van Congo aan Nederland bedroeg toen: US$ 510 miljoen. In het PTTE-kader werd in 2002 door de Club van Parijs US$ 4,6 miljard kwijtgescholden. Het aandeel van Nederland in de kwijtschelding was US$ 304 miljoen, het volgende jaar nog vermeerderd met US$ 44 miljoen; in het totaal dus US$ 348 miljoen.
De resterende US$ 4,4 miljard aan schuld werd 'geherstructureerd' wat betekent dat de rente-en aflossingsverplichtingen werden aangepast zodat de 'schuldendienst' van het land tot, in de ogen van het IMF, draaglijke proporties werden teruggebracht.
De Congolese schuld aan Nederland bedroeg, volgens het IOB, begin 2008 nog circa US$ 250 miljoen.
Hieronder geven we verklaringen weer die ons bereikten vanuit verschillende organisaties in Congo. Het meest betrokken bij deze problematiek is de organisatie "Coalition Dette Extérieure". Deze bestaat uit een groot aantal maatschappelijke organisaties van de Congolese société civile. De verklaringen worden door ons kort samengevat en kunnen door te klikken ook in de oorspronkelijke franse tekst gelezen worden.
22 januari 2008
Tijdens het debat spraken de deelnemers over de ecologische, sociale en humanitaire catastrofe in hun land. Ze constateerden dat de maatregelen die door donoren en internationale financiele instellingen voorgesteld worden, geen rechtvaardige en duurzame oplossing bieden voor het schuldprobleem. Deze maatregelen, zoals het initiatief voor arme landen met hoge schuld ( het initiatief PPTE), hebben alleen maar tot gevolg dat de natuurlijke hulpbronnen verkwanseld worden in ruil voor zogenaamde schuldvermindering.
Om te komen tot oplossing van de schuldproblemen hebben de deelnemers een aantal aanbevelingen voor hun respectievelijke regeringen opgesteld. De belangrijkste zijn:
I. Het realiseren van een "audit de la dette" en het onmiddellijk stoppen met het betalen van schulden waarvan men ook maar het vermoeden heeft dat ze onwettig zijn. Het stoppen van het betalen van illegale schuld is een moedige en legitieme daad gezien het lijden van de bevolking ten gevolge van het betalen ervan. Het is een recht en een plicht van zowel de regeringen van het Noorden als van het Zuiden om ontwikkeling te bevorderen en de levensomstandigheden van de bevolkingen te verbeteren.
II. Het afwijzen van alle schulden, die als uitkomst van de "audit" als illegitiem bestempeld kunnen worden. Degenen die werkelijk een schuld te vorderen hebben, zijn de bevolkingen van het Zuiden, vanwege de historische, ecologische en sociale schuld die jegens hen sedert eeuwen is opgebouwd.
III. De samenwerking met de gehele burgerbevolking en de sociale bewegingen, met name door hen alle informatie te verschaffen die nodig is voor het realiseren van deze "audit".
IV. De internationale financiele instellingen en de donoren dwingen om respect te hebben voor de fundamentele humanitaire rechten en de democratische keuzes van de bevolkingen. Sinds vele decennia hebben de internationale financiële instellingen, in het bijzonder het IMF en de Wereldbank, in strijd met hun officiële doelstellingen, de landen van het Zuiden politieke maatregelen opgelegd, die economisch, ecologisch, sociaal en humanitair een verwoestende uitwerking hebben gehad. IMF en Wereldbank stellen zich bij voortduring in dienst van de politieke macht van het Noorden en hebben de bevolkingen van Afrika al lange tijd teveel kwaad berokkend. Ook zij zijn onderworpen aan internationaal recht, ze staan niet boven de wetten, en ze zullen voor justitie verantwoording af moeten leggen van hun daden.
Zie ook de volledige franse tekst:"Déclaration finale du Séminaire International sur l'audit de la dette et des ressources naturelles en Afrique centrale"
8 augustus 2007
Gedurende de 32 jaar van zijn regime heeft Mobutu enorme bedragen aan zijn land onttrokken zonder daaraan een productieve bestemming te geven. Bovendien wist hij uit buitenlandse bronnen voor miljarden dollars aan leningen te krijgen die de basis vormen van de enorme staatsschuld die thans ongeveer 14 miljard dollar bedraagt.
Een groot deel van deze gelden werden door hem en enkele mensen uit zijn entourage vastgezet op Zwitserse bankrekeningen. De Zwitserse econoom Jean Ziegler schat het banktegoed van Mobutu op het einde van zijn leven op tenminste US$ 4 miljard.
Het spreekt vanzelf dat teruggave van dit gestolen geld een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan de realisering van het door de nieuwe Congolese regering opgestelde herstelplan.
Op 16 juli jl. bracht de presidente van de Zwitserse Federatie, mevrouw Micheline Calmy-Rey, een officieel bezoek aan Congo. Op een persconferentie na afloop van een onderhoud met president Kabila, antwoordde zij op een vraag naar deze gelden dat Zwitserland wilde meewerken aan de restitutie ervan, maar dat het "Fonds-Mobutu" niet meer dan 8 miljoen Zwitserse franken (5 miljoen US dollars) bedraagt!
In de verklaring van 8 augustus zegt de Coalition Dette Exterieure/RDC de door mevrouw Calmy-Rey uitgesproken bereidheid een "lofwaardig en bemoedigend gebaar" te vinden, maar dat dit slechts als symbolisch beschouwd kan worden en niet de realiteit weerspiegelt.
De Coalitie beveelt de Congolese regering aan met het oog op de repatriëring van de tegoeden van Mobutu en zijn collaborateurs een commissie te benoemen waarin ook leden van de société civile een plaats hebben, die zich hebben verdiept in de problematiek van de buitenlandse schuld van de RDC.
Voor de volledige tekst, in het frans, zie "Declaration de la Coalition de la Dette"
Met het oog op de vergadering van de G8 in Schotland van 6 tot 8 juli 2005 heeft de Congolese Société Civile een verklaring gepubliceerd over de Congolese buitenlandse schuld. De verklaring is opgesteld door de Coalitie "Annulation de la Dette Exterieure de la RDC" (coalitie voor volledige afschaffing van de buitenlandse schuld van Congo). Deze coalitie bestaat uit een groot aantal organisaties uit de Congolese maatschappij, waaronder vakbonden, kerken, vrouwen- en jongerengroepen en niet-gouvernementele organisaties voor ontwikkeling en mensenrechten. De verklaring is op 6 juli aangeboden aan de Britse ambassadeur in Kinshasa.
In de verklaring wordt ondermeer de aandacht gevestigd op de enorme bijdrage die bodemschatten van Congo in de periode 1940-45 hebben geleverd aan de westerse geallieerden bij de uiteindelijke overwinning op de nazi's. Voorts, wordt gewezen op de oorlog van 1998-2003 die de RDC is opgedrongen en het leven gekost heeft aan meer dan drie en een half miljoen Congolezen. De schade die deze oorlog heeft veroorzaakt wordt geschat op 692 miljard USD.
Terwijl de bestaanszekerheid van de overheidsdienaren, en van leraren alsook van ambtenaren, niet is gewaarborgd en miljoenen Congolese burgers werkeloos zijn, wordt het land door IMF en Wereldbank een zogenaamd "programma ter vermindering van de armoede" opgelegd, dat niets anders is dan een ouderwets structureel aanpassingsprogramma, dat voorheen reeds tot totale armoede geleid heeft.
Het land wordt gedwongen tot erkenning van een buitenlandse schuld van meer dan 10 miljard USD uit de periode van Mobutu. Deze schuld is illegitiem en verwerpelijk ('odieux'), reeds vele malen voldaan en aangegaan voor fictieve investeringen ter legitimatie van de dictatuur; Betaling van de rente en aflossing ervan is bovendien onverenigbaar met economisch herstel van het geruíneerde land.
De Coalitie eist daarom de onmiddellijke en algehele kwijtschelding van de Congolese buitenlandse schuld, zonder voorwaarden.
Van Groot-Brittannie als voorzitter van de EU verwacht de Coalitie politieke initiatieven tot het opstellen van de 'Marshall-plan' voor Congo uitgaande van de eigen prioriteiten van het land. Ook pleit zij ervoor te worden betrokken bij de technische uitwerking van afwikkeling van de buitenlandse schuld.
Voor de volledige tekst, in het frans, zie Declaration de la Coalition de la Dette".
Wij,
Leden van de Coalition Dette Extérieure van de RD Congo, afgekort CDE/RDC (bestaande uit Organisaties van de Société Civile, te weten: Niet-Gouvernementele Organisaties voor Ontwikkeling en Mensenrechten, Vakverenigingen, Kerken, Beroepsorganisaties, Vrouwenorganisaties, Jongerenorganisaties, Boerenorganisaties);
Bijeen te Kinshasa op donderdag 15 september 2005 in het kantoor van ons platform;
Gezien de doelstellingen van het Ontwikkelingsmillennium, met name:
1. tot de helft terugbrengen van extreme armoede en honger vóór 2015;
2. zeker stellen van basisonderwijs voor iedereen;
3. bevorderen van gelijkstelling van sexen en zelfstandigheid van vrouwen;
4. verminderen van de kindersterfte;
5. verbeteren van de gezondheid van moeders;
6. bestrijden van HIV/AIDS, malaria en andere endemische ziekten die ooit waren uitgebannen;
7. zeker stellen van een beleid voor een gezond en duurzaam milieu;
8. opzetten van een wereldwijd partnerschap voor ontwikkeling.
Gezien de uitdagingen die moeten worden opgepakt om deze doelen te bereiken, te weten:
1. halveren vóór 2015 van het aantal mensen, 80% van de bevolking, waarvan het inkomen lager ligt dan één dollar per dag en van het aantal huishoudens, 86% van het totaal, dat honger lijdt. [Ter illustratie van het gebrek aan bestaanszekerheid van de Congolese bevolking: Volgens het UNDP (Ontwikkelingsprogramma van de VN) is de "human development index (2004)": 0,18 US$ per dag.]
2. alle jongens en meisjes de middelen verschaffen om volledig basisonderwijs te volgen, in het bijzonder door kosteloos onderwijs en de nodige onderwijsfaciliteiten en salariering van de docenten;
3. uitbannen van geweld en discriminatie jegens de Congolese vrouw op alle gebieden, met name verkrachting, moord, ontvoering,..;
4. met twee-derde terugbrengen, tussen nu en 2015, van het kindersterftecijfer;
5. met drie-kwart terugbrengen, tussen nu en 2015, van het moedersterftecijfer, in aanmerking nemend dat in de RDC het sterftecijfer van vrouwen tengevolge van zwangerschap of bevalling het hoogste ter wereld is;
6. vóór 2015 stoppen van de verspreiding van HIV/AIDS, en andere endemische ziekten;
7. integreren van de beginselen van duurzame ontwikkeling in het nationale beleid en reduceren tot de helft van het percentage van de bevolking die geen duurzame toegang heeft tot drinkwater en electriciteit;
8. strijden voor het opzetten van een open multilateraal commercieel en financieel systeem dat ten goede komt aan de minst ontwikkelde landen;
Voorts,
In aanmerking nemend dat de DRC een potentieel rijk land is en beschikt over voldoende gekwalificeerde mensen, en over enthousiaste jongeren die bereid zijn aan de slag te gaan;
In aanmerking nemend dat de DRC nog maar juist een agressie-oorlog achter zich heeft, die door de Belgische professor Maton (Universiteit van Gent) is aangeduid als 'grondstoffen-oorlog', een oorlog die in stand gehouden is door internationale financiële machten die niet willen dat de grondstoffen van ons land aan hun controle ontsnappen, en dat het land zich gaat ontwikkelen zodra eenmaal vrede en veiligheid zijn hersteld;
In aanmerking nemend dat het Wapenstilstandsakkoord van Lusaka, de Intercongolese Dialoog en het "Accord Global et Inclusif" van Sun City de internationale financiële machten in staat gesteld hebben een bewind aan het hoofd van ons land te installeren volgens een algemeen afwijkende formule;
In aanmerking nemend dat de onderwerping van de DRC aan de strategieen van PRSP/HIPC een logische voorzetting is van deze politiek;
In aanmerking nemend dat deze PRSP/HIPC strategieen niets anders zijn dan een structureel aanpassingsprogramma (SAP) van het soort dat sinds twintig jaar gezorgd heeft voor armoede in de Derde Wereld in het algemeen en de RDC in het bijzonder;
In aanmerking nemend dat de Breton Woods instellingen, door ons deze programma's op te leggen, de RDC, ondanks haar immense - zowel bovengrondse als ondergrondse - natuurlijke rijkdommen, fauna en flora, hebben verlaagd tot de rang van "highly indebted poor country" en haar hebben veroordeeld tot eeuwig durende terugbetaling van een illegitieme, "odious" buitenlandse schuld;
In aanmerking nemend dat deze strategieen niet in staat zijn een impuls te geven tot sociaal-economische ontwikkeling van ons land;
In aanmerking nemend dat de integrale uitvoering van het initiatief PRSP/HIPC niet zal leiden tot een vermindering van de nominale waarde van de schuld (bron: OECD);
In aanmerking nemend dat de strikt macro-economische doelstellingen, verbonden aan het initiatief HIPC en aan de voorwaarden van de Internationale Financiele Instellingen (IFI), strijdig zijn met de belangen van de Congolese bevolking en slechts een oplossing van financiers van een financieel probleem zijn (bron: UNCTAD, alsmede de Mensenrechtencommissie van de VN);
In aanmerking nemend dat zelfs bij een groei van gemiddeld 7% per jaar, 60 jaar nodig zouden zijn aleer de RDC terug zou zijn op een sociaal niveau dat zij kende in 1960 (berekening van de Wereldbank).
Derhalve:
De "Coalition Dette Extérieure de la RDC" concludeert dat de buitenlandse schuld ieder perspectief op ontwikkeling voor het Congolese volk blokkeert. En mitsdien: deze schuldenlast zal het onmogelijk maken, op termijn van 2015, de millenniumdoelstellingen te halen en de hierboven vermelde grote uitdagingen op te pakken;
Bij wijze van gevolg,
Kinshasa, 15 september 2005
(zie ook: VERKLARING CDE 4 juli 2005)