Werkgroep Congo-Ned

Nieuwsbrief 14 : mei 2007

````````````````````````````````````````````````````````````````````

Sinds begin februari heeft de Democratische Republiek Congo (RDC) een nieuwe regering. Zij staat onder leiding van Antoine Gizenga die in de beginjaren van de onafhankelijkheid zelf deel heeft uitgemaakt van de eerste Congolese regering, onder premier Lumumba. Na de moord op Lumumba heeft Gizenga nog kortstondig vanuit Kisangani leiding gegeven aan de Congolese regering die zich bleef verzetten tegen de staatsgreep van Mobutu totdat Belgische troepen het volksverzet in bloed smoorden. De samenstelling van de regering heeft ruim 5 weken in beslag genomen, vooral omdat de nieuwe premier eraan vasthield dat niemand uit zijn ministersploeg van 60 personen in verband gebracht mocht kunnen worden met zelfverrijking en machtsmisbruik in het verleden. Maar de problemen waarvoor de regering staat zijn gigantisch. Ze hebben vooral te maken met de nalatenschap van de afgelopen overgangsperiode waarin de leden van de regering, bestaande uit voormalige militair-politieke tegenstanders, onder wegkijken van de internationale financiële instellingen de hulpbronnen van het land verkwanselden en zichzelf verrijkten. De nieuwe regering is gestart met een lege staatskas, een torenhoge staatsschuld, voortdurende toestand van onveiligheid in het Oosten van het land en, om het nog moeilijker te maken, met een verslagen presidentskandidaat (ex-vicepresident) die zijn militaire macht nog niet wilde opgeven. Tegelijk is de internationale politieke bemoeienis met de DRC natuurlijk niet gestopt met de goed verlopen verkiezingen. Westerse regeringen en financiële machten dwingen het land zich te houden aan de neoliberale koers waartoe de overgangsregering het land heeft verplicht. Voorts laten internationale ngo's niet af de nieuwe regeringsploeg te confronteren met wat in feite het falen van de overgangsregering betreft. In deze Nieuwsbrief willen we een indruk geven van de problemen en dilemma's, waarmee Congo wordt geconfronteerd en van de ontwikkelingen die de laatste maanden hebben plaats gehad.

De nieuwe regering

De nieuwe regering bevat slechts enkele namen die internationaal bekend zijn, zoals Lambert Mende (tot voor kort voorzitter van de senaat onder het overgangsbewind) die de belangrijke portefeuille van energiewinning beheert en de uit Noord-Kivu afkomstige Mbusa Nyamwisi (voorheen: minister van Regionale Ontwikkeling) die minister van Buitenlandse Zaken is geworden. Een bijzondere positie is die van Godefroid Mayobo, met als titel 'minister naast de premier'. Hij is net als premier Gizenga lid van de PALU en treedt op als zijn woordvoerder en adviseur van de premier. Wij kennen hem van ons bezoek in 2004 aan de faculteit Polytechniek van de Universiteit van Kinshasa, waar hij docent was, en hebben veel vertrouwen in hem. Ook een bekende voor ons is de nieuwe minster van Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, Laurent Ikenge, die destijds voorzitter was van de CRONGD, het overlegorgaan van provinciale ontwikkelings-ngo's, in Kisangani.

De regering heeft aan het parlement een gedetailleerd Vijfjarenplan voorgelegd. Afgezien van goed bestuur, het bestendigen van de vrede en bevorderen van de macro-economische stabiliteit, wil de regering met voorrang werken aan maatregelen die het leven van de armsten onder de bevolking verlichten, zoals drinkwatervoorziening, electriciteit, gezondheidszorg en basisonderwijs. Ook wil de regering, zij het stapsgewijs, de salarissen van leraren en andere overheidsdienaren optrekken, volgens de afspraken die onder het overheidsbewind zijn gemaakt, maar, onder druk van het IMF, nooit uitgevoerd. Volgens de plannen zullen er grote investeringen gedaan worden in de publieke sector, wat al met al een stijging van de overheidsuitgaven nodig maakt van 16% (2006) naar 29% van het BNP in 2009. Het totale benodigde budget (voor vijf jaren) wordt geschat op ruim14 miljard dollar.

De regering wil een eind maken aan de in het verleden gepleegde malversaties en zelfverrijking door overheidsfunctionarissen. Zo is een oekaze uitgevaardigd dat ieder die zich vastgoed, dat aan de staat toebehoort, heeft toegeeigend, dit voor 15 mei moet melden; daarna gaat de overheid zelf tot actie over. Ook zullen 'audits' worden gehouden bij de ministeries om verdwenen geld en materieel te achterhalen, en zal worden nagegaan of bij privatisering van staatsbedrijven de staat niet is benadeeld.

Deze onderzoeken hebben vooral betrekking op de periode 2002-2006, toen de overgangsregering de dienst uitmaakte. Maar volgens critici kan daarmee, wat de privatiseringen betreft, niet worden volstaan omdat veel leonische contracten al voor die tijd zijn afgesloten. Het is gevoelige materie want de Wereldbank en de westerse donorlanden zien niet graag dat de ontmanteling van de Congolese staatsbedrijven ter discussie gesteld wordt.

De eerste zestig dagen

Bij haar aantreden werd de regering geconfronteerd met een werkelijk catastrofale financiële situatie. In de overgangsperiode had de regering gelopen aan de leiband van Wereldbank en het IMF. Rigoreuze beperking van de overheidsuitgaven en verkoop van staatsbedrijven hadden moeten leiden tot macro-economische stabiliteit en economisch herstel. Dit proces had eind 2006 moeten worden afgesloten met een korting met wel 90% op de buitenlandse schuld die nu rond 10,8 miljard dollar bedraagt. Maar enkele maanden voor de einddatum bleek dat de beoogde doelstellingen niet werden gehaald en werd het programma door het IMF stopgezet.

Bij haar vertrek liet de overgangsregering, volgens berekening van het IMF, een budget-tekort van 150 miljoen dollar achter. In combinatie met de stopzetting van het kredieten van het IMF en de Wereldbank, die de afgelopen jaren meer dan 50% van de staatsbegroting vormden, betekende dit dat van een start met een nieuw regeringsbeleid in de normale zin des woords nauwelijks sprake kon zijn. De optimistische gedachte dat het IMF, gezien de bijzondere situatie van de ontluikende Congolese democratie, water bij de wijn zou doen, werd niet bewaarheid. Pas tegen september willen de multinationale geldschieters nieuwe kredieten voor armoedebestrijding overwegen.

In het hele land begint men te begrijpen dat de overheid, zowel landelijk als provinciaal, alleen aan zijn verplichtingen jegens de burgers kan voldoen als de geïnde belastingen en douane-inkomsten niet langer verzanden in duistere corruptienetwerken. Zo kon minister Mayobo reeds half april met gepaste trots melden: "We hebben nu 30 miljoen dollar in kas alleen al door beter functioneren van de belasting- en douanediensten, de wisselkoers is stabiel gebleven, we geven niet meer uit dan wat we binnenkrijgen".

Een initiatief dat veel aandacht kreeg in de pers, is van de nieuwe gouverneur van de mijnprovincie Katanga, Moïse Katumbi. Sinds vele jaren rijdt dagelijks een lange rij vrachtwagens, volgeladen met heterogeniet (ongeraffineerde koper/kobalt erts), uit Katanga bij Kasumbalesa de grens naar Zambia over naar smeltovens van daar gevestigde internationale consortia, zoals First Quantum Minerals en Ruashi Mining. Nu is het exporteren van onbewerkte erts op zich reeds strijdig met de Congolese wet, die dit in beginsel alleen in uitzonderlijke gevallen toestaat. Maar bovendien is het hele douanegebeuren een maffiose aangelegenheid geworden waarin regeringsfunctionarissen uit Zambia en Congo nauw samenwerken, met als effect dat de inkomsten voor de Congolese staatskas minimaal zijn.

Een onverwachts persoonlijk bezoek van de nieuwe gouverneur aan de grensovergang bracht de grootschalige vervalsing in de openbaarheid: na passage van de weegbrug wordt slechts de helft van het totaalgewicht ingevuld op het officiële inklaringsformulier; vervolgens wordt het metaalgehalte van de erts, na meting, eveneens maar voor de helft gedeclareerd. Schijnbaar verlaat dus slechts een kwart van de werkelijke hoeveelheid de Congolese bodem. Na de constatering van deze massale fraude liet Katumbi de grenspost sluiten voor alle ertstransporten, wat een storm van verontwaardiging veroorzaakte in Zambiaanse regeringskringen, terwijl aan Congolese kant bij betrokkenen veeleer sprake was van een angstig zwijgen. Onnodig te zeggen dat de actie de enthousiaste steun heeft van de bevolking van Katanga die de ontvreemding van hun bodemrijkdommen meer dan beu is. De douane-inkomsten stegen in een maand van 3,5 miljoen naar 8 miljoen dollar.

In Katanga is inmiddels begonnen met uitbreiding van water- en electriciteitsvoorziening en verbetering van wegen. Maar ook in de minder rijke delen van het land is herstel van de infrastructuur en verbetering van de sociale omstandigheden dringend nodig. In Europa beseft men dat ontgoocheling bij de bevolking tot rampen kan leiden, waardoor men de greep op de ontwikkelingen verliest. De EU en de regeringen van België, Frankrijk en Engeland hebben al snel in totaal zo'n 700 miljoen euro toegezegd met de uitdrukkelijke vermelding van de beoogde besteding, zoals 'onderwijs', 'gezondheidszorg', 'milieu' of 'infrastructuur'. De wens van buitenlandse donoren het doen en laten van de Congolese regering te blijven controleren, wekt ook irritatie. De minister van Financiën, Athanase Matenda sprak, terugkerend van onderhandelingen in Washington met de Wereldbank en het IMF, over het bestaan van een "internationale coördinatie onder leiding van België" die over Congo "het principe van beheer onder toezicht" uitoefent. We lijken terug in 1960!

Binnenlandse spanningen

Er is veel aandacht in de buitenlandse pers geweest voor de bloedige afrekening op 22 en 23 januari tussen de militie van de voormalig vice-president Jean-Pierre Bemba en het Congolese leger. Hoewel nog slechts lid van de Senaat, beschikte Bemba over een zwaarbewapende militie die rond zijn residentie in het centrum van Kinshasa was gelegerd. Het was duidelijk dat, met het aantreden van een langs democratische weg samengestelde regering, deze situatie niet houdbaar was. Het verzoek, later ultimatum, van de legerleiding om zijn manschappen ter beschikking te stellen voor brassage in het nationale leger, verwierp de senator systematisch; diplomaten van de VN en de EU waren niet in staat daarin verandering aan te brengen. Het besluit van de legerleiding om Bemba's militie tot ontwapening te dwingen heeft geleid tot een veldslag in het centrum van Kinshasa, gevolgd door wraakacties en plunderingen elders in de stad die enkele honderden slachtoffers hebben gemaakt.

Bemba zelf is, na een tussenstap als gast in de ambassade van Zuid-Afrika, vertrokken naar Portugal, het land waar ondermeer zijn vrouw vandaan komt. Het gelammenteer van de kant van EU-diplomaten en -politici na afloop van het incident, over Bemba als 'leider van de parlementaire oppositie' en over het geschonden imago van de prille democratie, doet onwaarachtig aan. Als diplomatie ook tot een oplossing had kunnen voeren, hebben de in Kinshasa gevestigde diplomaten ruimschoots gelegenheid gehad dit te bewijzen.

Grondstoffenwinning

De regering heeft bij monde van de minister van Mijnbouw, Martin Kabwelulu, opdracht gegeven tot een 'procedure van herlezing/hervisitatie van de bestaande mijncontracten' die sinds het begin van de oorlog zijn gesloten. Deze actie sluit aan bij de bevindingen in het rapport van de Commisie-Lutundula van het overgangsparlement, waarmee niets is gedaan, en bij de verwachtingen die de premier had gewekt bij de presentatie van zijn regeringsprogramma. Alle contracten moesten voor 4 april ter bestudering bij het ministerie worden gedeponeerd. Het is een belangrijk besluit, niet alleen om malversaties te achterhalen maar ook om te weten te komen of de mijn-exploitatie de Congolese staat duurzaam voldoende inkomsten zal opleveren om het land zonder hulp van buitenaf te ontwikkelen.

De verlokkingen van de door de Wereldbank aan de overgangsregering opgelegde mijncode trekken inmiddels ook grote investeerders aan. Voorbeelden daarvan zijn, in Katanga, het Boss Mining project bij Luita, goed voor een jaarlijkse productie van 100.000 ton koper en 12.000 ton kobalt, geraffineerd tot bijna 100%, en het Frontier project van First Quantum Minerals bij Sakania vlak bij de Zambiaanse grens dat lokaal industrieel gedolven erts zal gaan verwerken. Voor de lokale bevolking zijn zulke investeringen van belang omdat ze werkgelegenheid bieden en de mensonwaardige artisanale mijnbouw wordt teruggedrongen.

In de Oostprovincie maken multinationals zich gereed de grootschalige goudwinning op het gebied van het voormalige staatsbedrijf OKIMO weer op te starten: Anglo Goldfields bij Kilo (Mongwalu) en het Canadees/Belgische bedrijf Borgakim bij Moto (in de buurt van Watsa). De vraag blijft of deze contracten de overheid ook voldoende zullen opbrengen, of dat het slechts gaat om gelegaliseerde plundering van het Congolese nationale erfgoed.

Door Greenpeace is, met de publicatie van het rapport 'Carving up het Congo', een discussie aangezwengeld over het behoud van het Congolese regenwoud tegen de achtergrond van de vele concessies voor industriële houtwinning die de laatste jaren zijn verleend aan houtkapbedrijven van veelal Europese origine. Veel daarvan zijn uitgegeven tijdens de oorlog in de door rebellen bezette gebieden, zoals in Equateur.

Om aan de anarchistische exploitatie een halt toe te roepen is in 2002 een moratorium afgekondigd die in beginsel alle sindsdien verleende titels illegaal maakt. De nieuwe minister van Milieu, Didace Pembe, die bosbouw in zijn portefeuille heeft, zegt overtuigd te zijn van het belang dat de wouden vertegenwoordigen, zowel uit ecologisch oogpunt als voor het welzijn van de bevolking. Hij ziet het als zijn rol "bij iedere actie scherp te kijken waar het belang van de RDC ligt", of het nu natuurbehoud of het beheer van bos en water betreft. Alle concessies moeten door zijn ministerie worden beoordeeld en degene, die in strijd met het moratorium zijn, worden geannuleerd.

In Congo hangt het dagelijks bestaan van 40 miljoen mensen af van de bossen. Zo is hout (vaak in de vorm van houtskool) de meest-gebruikte brandstof om op te koken. De enorme jaarlijkse houtconsumptie, 45 miljoen kubieke meter per jaar, hangt nauw samen met de armoede die maakt dat maar 7% van de bevolking toegang heeft tot electriciteit. Bestrijding van de armoede, bijvoorbeeld door betere landbouwmethodes en toepassing van hydro-electriciteit, is dus ook een belangrijk wapen ter bescherming van de bossen.


houtkap van landbouwers bij Kisangani; foto: AFEDECO

Ergernis bestaat in de Congolese pers over de vanzelfsprekendheid waarmee in de internationale discussie het belang van de Congolese bevolking ondergeschikt wordt gemaakt aan dat van 'het klimaat', terwijl de veroorzakers van de opwarming in het Noorden zitten.

Situatie in Oost-Congo

De ontwikkelingen in Noord-Kivu geven weinig reden voor optimisme. Overleg van de Congolese generaal Numbi met president Kagame van Rwanda heeft geleid tot de oprichting van een nieuw soort legerbrigades, aangeduid als Alpha, Bravo, etc. Deze brigades zijn niet het resultaat van 'brassage' (wat ze inzetbaar zou maken in het hele land) maar van 'mixage'. Dit wil zeggen: ontstaan door samenvoegen van een deel van een eerder gebrasseerde brigade met een contingent manschappen uit de achterban van ex-generaal Nkunda die brassage weigeren.

Volgens Numbi zou deze constructie van tijdelijke aard zijn en dienen voor het bestendigen van de vrede in de provincie. Maar het tegendeel blijkt vooralsnog waar te zijn. Zo heeft de brigade Bravo op 10 maart de eerste moordpartij op de burgerij van Buramba, en dorp bij Rutshuru, op zijn naam gebracht tijdens een wraakactie voor een hinderlaag in de directe omgeving. Steeds wordt de Rwandese rebellenbeweging FDLR genoemd als oorzaak van alle onveiligheid, maar vertegenwoordigers van die organisatie hebben herhaald benadrukt een vreedzame oplossing te willen. Dit wordt echter geblokkeerd door Kagame, de man achter Nkunda, die alleen fysieke uitschakeling van de FDLR accepteert. Vanuit de Congolese Société Civile wordt gesuggereerd aan de leden van de FDLR liever een tijdelijke vluchtelingenstatus te geven, als tussenstap naar mogelijke opname in de Congolese samenleving.

Een officiële commissie van het nieuwe provinciale parlement van Noord-Kivu heeft een degelijk rapport opgesteld over de humanitaire situatie, waarin de 'mixage' een ernstige 'vergissing' wordt genoemd; het geeft een vrijbrief aan vrienden van Kagame zich breed te maken in Noord-Kivu zonder op de belangen van de rest van de bevolking te letten.


Zuid-Kivu: vernielde huizen van vluchtelingen, die terugkeren; foto: H.Njila

Ook bij Walungu in Zuid-Kivu is het jagen op FDLR begonnen, met grote vluchtelingenstromen als gevolg. Bewoners in het gebied bij Uvira melden een voortdurende toestroom van Burundezen, Rwandezen, en zelfs Erytreërs die zich vestigen in Minembwe in de verwachting dat dit gebied een rwandofone 'status aparte' zal krijgen. Pogingen van de nieuwe gouverneur van Zuid-Kivu zijn gezag in het gebied te vestigen hebben weinig tastbaars opgeleverd.

Korte berichten

- Eind januari ontvingen we de jurist Sheldon Hangi uit Goma die voorzitter is van de mensenrechten-organisatie ASPD. Onderzoekers van deze organisatie verzamelen informatie in een groot gebied rond Goma. Congo-Ned heeft geld gestuurd voor de aanschaf van een aantal fietsen om de actieradius van hun werk te vergroten.

- Via ons contact met Mfuni Kazadi (Coalition Dette Extérieure) ontvingen we het strategiedocument voor de bestrijding van de armoede (DSRP) waar de regering zijn beleid naar richt. Zie hierover onze informatie over de DSRP.

Werkgroep Congo-Ned
Adres: 2e Oosterparkstraat 215 II
1092 BK Amsterdam
Tel. (0)20 6718773
Fax (0)20 4631984
e-mail congoned@dds.nl

Tekst: Nico Dekker
Logo en fotobewerking: NINO-kunstservice

Als u vragen of opmerkingen heeft naar aanleiding van deze nieuwsbrief, stuur ons dan een berichtje.

De Werkgroep Congo-Ned heeft als doel informatie te verspreiden over Centraal-Afrika, in het bijzonder de DR Congo, en bij te dragen aan de verbetering van de leefsituatie van de bevolking aldaar. Congo-Ned maakt deel uit van de Stichting Amani ya Congo, KvK 34168881.Gironummer 9263303 te Amsterdam.

home