OVERZICHT van de CONGO-NEDactie van september tot en met december 2000

In de periode september-december 2000 heeft Congo-Ned Tweede-Kamerleden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken viermaal schriftelijk en per e-mail benaderd met berichten over de situatie in de door Oeganda en Rwanda (en de van hen afhankelijke Congolese rebellen) bezette delen van Congo (RDC), in het bijzonder de provincie Kivu en de stad Kisangani. (Zie brieven van 12/09, 19/09, 20/10, 04/12) Daarbij werden de volgende punten aangesneden:
- Rwanda handelt in diamanten, geroofd uit Congo;
- Rwanda en Oeganda vermoordden in Kisangani willekeurig honderden Congolese burgers;
- Rwanda en Oeganda leggen landmijnen in de door hen bezette gebieden;
- Rwandese militairen martelen Congolese jongeren in Oost-Congo;
- Oegandese militairen vermoordden tijdens een wraakactie over de verdwijning van een vracht kostbare illegaal gewonnen ertsen tientallen onschuldige dorpelingen tijdens een huwelijksplechtigheid;
- Grondstoffenroof is voor Oeganda een belangrijk middel om de oorlog in Congo te rekken.

Alle punten werden onderbouwd met documenten van mensenrechtenorganisaties en berichten uit de (internationale) pers. Ook werd een copie gezonden van een overzichtsartikel uit het maandblad The New African, waarin ondermeer wordt vermeld dat Oeganda 55% van zijn militaire uitgaven dekt uit ontwikkelingshulp. Oeganda en Rwanda ontvangen van het Westen royale politieke en militaire steun, waaruit volgens het blad geconcludeerd mag worden dat de principes van vrede en democratie blijkbaar voor Westerse landen geen betekenis hebben als het de bevolking van het Grote-Merengebied betreft.

De achtergrond van deze actie van Congo-Ned was de behandeling van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking, waarbij ondermeer door minister Herfkens werd voorgesteld met Rwanda een structurele hulprelatie aan te gaan door het land te plaatsten op de zogenaamde lijst van concentratielanden voor ontwikkelingshulp. Congo-Ned is van mening dat een dergelijke maatregel volstrekt misplaatst is, en dat de Nederlandse regering veeleer moet overwegen sancties jegens Oeganda en Rwanda voor te stellen wegens de oorlog en de mensenrechtenschendingen in hun buurland Congo.

Op onze brieven kwamen reacties van het CDA, de Christenunie, D66 en de SP. Deze kunnen als volgt beknopt worden samengevat:

Het CDA is van mening dat zolang Rwanda voortgaat met oorlog voeren op Congolees grondgebied er geen sprake kan zijn een structurele ontwikkelingsrelatie met dat land. De kans dat verstrekte hulpgelden worden afgeleid naar wapenaankopen en het bekostigen van oorlogshandelingen is daarvoor te groot. Hulp aan dat land zou zich moeten beperken tot particuliere hulpprojecten. Het CDA diende een motie in, gesteund door de VVD, om Rwanda niet op de 'landenlijst' te plaatsen.

Het D66-kamerlid Hoekema stelde, met name naar aanleiding van de berichten over marteling door Rwandese militairen in Kivu, schriftelijke vragen aan de minister van Buitenlandse Zaken.(Zie de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken onder Parlementaire Brieven) In zijn antwoord stelt de minister dat het moeilijk is goed zicht op de situatie te krijgen. De Nederlandse regering zou wel een project steunen van de organisatie LDPGL (Ligue des Droits de la Personne dans la Region des Grands Lacs), die samenwerkt met twee Congolese mensenrechtenorganisaties: Heritiers de la Justice/Bukavu en Commission Justice et Paix/Goma. Het is niet duidelijk uit de antwoorden van het Ministerie of deze organisaties onze Minister informeren over de mensenrechtensituatie in Congo. Wel merkt de minister op dat uit rapporten van Amnesty International uit mei 2000 en Human Rights Watch uit februari 2000 blijkt alle partijen, inclusief de RPA (het Rwandese leger) zich schuldig maken aan repressie en terreur. De minister zegt toe "bij een volgende gelegenheid eventuele schendingen onder de aandacht van de Rwandese regering te zullen brengen". D66 ziet overigens geen reden het voornemen van de minister van Ontwikkelingssamenwerking inzake Rwanda niet te steunen.

De ChristenUnie (RPF en SGP) meldde zich in de Kamercommissie te hebben verzet tegen het voornemen van minister Herfkens voor de opwaardering van de status van Rwanda. Ook zegt men wat Oeganda betreft grote vragen te hebben met de mensenrechtenschendingen en de oorlog in Congo.

De SP wekt de indruk met de gezonden informatie niet goed raad te weten. In een reactie zegt de partij te vermoeden dat "de situatie complexer is dan deze op het eerste gezicht lijkt". Tweemaal valt in de brief het woord "terughoudendheid", enerzijds ten aanzien van interventies in het buitenland en anderzijds met betrekking tot criteria inzake het verstrekken van ontwikkelingsgelden en het opleggen van sancties.

Bij de behandeling in de Kamer op 1 en 2 november 2000 deden van de hierboven genoemde partijen het woord: mevrouw van Aardenne (CDA), de heer Middelkoop (ChristenUnie), de heren Hoekema en ter Veer (D66) en de heer Van Bommel. Van de PvdA voerde de heer Koenders het woord. Hij maakte gewag van "rooftochten van Oegandese en Rwandese legers in Oost-Congo" en was in dit verband geinteresseerd in "de coordinatie van het beleid van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking". Ook drong hij aan op "in het kader van het Europese beleid te komen tot mensenrechtenrapportages, te beginnen met onderzoek naar de voortdurende en weinig opgemerkte mensenrechtenschendingen in Congo". Overigens wilde de PvdA, bij monde van mevrouw Dijksma, "Rwanda een kans geven". Mevrouw Karimi van GroenLinks vroeg de minister om een "geintegreerde regionale aanpak" inzake het Grote Merengebied. Maar "Rwanda als land met een goed bestuur en een goed beleid te beschouwen aan wie we begrotingssteun gaan geven" ging de partij te ver. Dit laatste argument was ook voor de heer Hessing (VVD) doorslaggevend om te concluderen dat Rwanda niet aan de lijst moet worden toegevoegd. De motie van het CDA kreeg steun van een meerderheid in de Tweede Kamer. Naar ons recent is meegedeeld heeft minister Herfkens haar voornemen om Rwanda op de lijst voor structurele ontwikkelingshulp te plaatsen laten varen.

Redactie Congo-Ned
27 december 2000